De Moord op Albert I / 1ste bedrijf van de historische toneel thriller van Patrick Bernauw en Guy Didelez

PROLOOG

Onwezenlijk licht fade in.
In het bed ligt Michel Austin opgebaard, met gesloten ogen, in een ouderwetse streepjespyjama en met een slaapmuts op het hoofd. Zijn handen liggen op zijn borst gekruist. Onder zijn kin steekt een bijbel.
Greet en de notaris komen de kamer binnen. Ze spreken op gedempte toon.

GREET: Mooi dat u dadelijk van zo ver hierheen bent gekomen, mijnheer de notaris.

NOTARIS: Och, het was maar een kleine moeite.

GREET: Wees gerust, ik zal niet méér van uw tijd vragen dan strikt noodzakelijk is.

NOTARIS: Dat stel ik op prijs.

Greet blijft voor het bed staan en buigt eerbiedig het hoofd. De notaris kijkt naar de aflijvige.

NOTARIS: Dit zijn dus de stoffelijke resten... van Michel Austin?

GREET: Hij moge rusten in vrede...

NOTARIS: Hoe is hij... gestorven?

GREET: Een hartinfarct.

NOTARIS: Een hartinfarct...

GREET: Gisteravond.

NOTARIS: Er is uiteraard een officieel overlijdensattest beschikbaar?
GREET: Uiteraard. Hij was net vierenzeventig geworden, de arme man. Morgen wordt hij overgebracht naar het mortuarium.

NOTARIS: Standaardprocedure?

GREET: Niet helemaal...

NOTARIS: Hoezo?

GREET: Welleuh... In zijn persoonlijke bezittingen vonden we het adres van uw notariaat. Ik veronderstel dat meneer Austin klant was bij uw vader?

NOTARIS: Dat is zo, ja.

GREET: Uit een doorgaans welingelichte bron heb ik vernomen dat meneer Austin uw vader destijds de opdracht heeft gegeven na zijn dood een dossier openbaar te maken via de pers en de media...?

NOTARIS: Daar kan ik u jammer genoeg geen uitleg over verschaffen, mevrouw Verhegghe. U zult begrijpen dat deze informatie onder het beroepsgeheim valt.

GREET: Zeker, zeker... Maar voordat u die laatste wilsbeschikking uitvoert, meneer de notaris, vond ik het wel nodig u zo volledig mogelijk op de hoogte te brengen van zijn euh... geestelijke toestand. Zodat u niet nodeloos betrokken raakt bij... Enfin.

NOTARIS: U beschikt over materiaal dat een verhelderend licht kan werpen op deze kwestie... of heb ik het verkeerd voor?

GREET: Documenten, bandopnames én getuigenverkla-ringen, meneer de notaris. Zij zullen u meteen duidelijk maken dat meneer Austin een... ziék man was. Dat hij geestelijk bepaald labiel genoemd mocht worden. En voordat u dus verdere stappen onderneemt, wilde ik u dat... materiaal... toch graag even voorleggen.
NOTARIS: Daar ben ik u zeer erkentelijk voor.

Greet maakt een uitnodigend gebaar naar de deur.

GREET: Zullen we dan maar naar mijn kantoor gaan?

Ze verlaten de kamer. Het blijft een tijdje stil. Dan komt Frau Doctor de kamer binnen; ze draagt een verpleegstersuniform uit W.O.I. Ze kijkt even naar Michel en gaat dan naar de oude grammofoon. Ze neemt een plaat van een stapeltje op de grond en legt ze op de oude grammofoon. Die begint te spelen: "Moonlight Serenade" (Glenn Miller). Ze gaat bij het bed van Michel staan en kijkt hem aan. Ze streelt over zijn voorhoofd, neemt de bijbel onder zijn kin vandaan, en laat die op de grond vallen. Zijn mond zakt open.

FRAU: Michel...?

Hij doet de ogen open en kijkt haar aan. Ze neemt zijn hand.

FRAU: Zullen we dansen... Michel?

Hij komt stram uit het bed, als in trance. Zij slaat zijn armen om haar heen en ze dansen op de muziek.

MICHEL: Het zit hier vol zotten.

FRAU: Dat weet ik, Michel.

MICHEL: Dat is haar bedoeling, geloof ik.

FRAU: Van wie, Michel?

MICHEL: Van Greet Verhegghe.

FRAU: De directrice van het Heideroosje?

MICHEL: Ze heeft het hier vol zotten gestopt en mij stopt ze vol met haar pillen.

FRAU: Waarom doet ze dat, Michel?

MICHEL: Om mijn weerstand te breken, ik weet het wel.

FRAU: Waarom zou ze dat doen, Michel?

MICHEL: Omdat ik de waarheid vertel. Os Greet heeft schrik voor de waarheid. Ze heeft schrik voor míj!

FRAU: Verklaar je nader, Michel.

MICHEL: Als ik schielijk overlijd...

FRAU: Maar je bent nog springlevend?

MICHEL: (roept) Jaja! Ik leef nog, Greetje! Michelleke is nog springlevend! Haha!

FRAU: Wat van de anderen niet kan gezegd worden, hé Michel?

MICHEL: (lacht rauw) Af! Koest! Lig! Zit! Poot!... Meer krijgen ze niet toegesnauwd.

FRAU: (fluistert hem in het oor) Kom Irma! Kom Armand! Kom Wiske!...

MICHEL: Etenstijd! Plastijd! Bedtijd!...

FRAU: Maar joú krijgt Greetje niet klein, hé Michel?

MICHEL: Nee... Mij niet!

FRAU: Michel Austin krijgen ze niet klein, hé?

MICHEL: Nee... Mij niet!

Licht fade out.

FRAU: Maar joú krijgt Greetje niet klein, hé Michel?
MICHEL: Nee... Mij niet!

FRAU: Michel Austin krijgen ze niet klein, hé?

MICHEL: Nee... Mij niet!

Het is donker. Frau Doctor en Michel dansen af.
Muziek fade out.
Licht fade in: Michel ligt weer opgebaard, in zijn bed.

GREET: Zijn ogen waren niet meer zo goed, zei hij. Vandaar die uitvergrote foto's... Hij zat er urenlang naar te staren...

NOTARIS: (met een knikje naar de foto van Michel Austin) Is hij dat?

GREET: Als kleuter. Circa 1924. (wijst naar de foto van Frau Doctor) En dat is Frau Doctor, over wie u zo dadelijk meer zult vernemen.

NOTARIS: Zij heeft dus... écht bestaan.

GREET: Jazeker. Alleen heeft ze in zijn verbeelding euh... bovenmenselijke proporties aangenomen. Michel Austin leefde niet langer in het heden, moet u weten... Hij leefde in een ver en vervlogen verleden...

NOTARIS: (kijkend naar de foto van René) Zijn vader?

GREET: (knikkend) René Austin.

NOTARIS: Een vliegenier?

GREET: Mmm...

NOTARIS: Geen foto van Albert...

GREET: Albert?

NOTARIS: De eerste. Als alpinist, bijvoorbeeld.

GREET: Nee. (zucht) Daarmee is alle ellende begonnen.

Greet en de notaris gaan af.
Licht fade out. Muziek fade in.
EERSTE BEDRIJF

EERSTE TAFEREEL

Licht fade in.
Michel zit bij het licht van de leeslamp in zijn schommelstoel te schommelen en te lezen in "De reis rond de wereld in tachtig dagen" van Jules Verne. Hij is gekleed in een donker ribfluwelen pak, met een zijden sjaaltje om zijn hals en een oude versleten lederen vliegenierspetje op het hoofd, zoals de luchtvaartpioniers destijds droegen. Er hoort ook een stofbril bij. Er wordt op de deur geklopt.

MICHEL: (zonder op te kijken) Doe die deur dicht.

De deur gaat open. Karen, in een modern verpleegstersuniform, komt de kamer binnen. Ze draagt een dienblad waarop zijn ontbijt staat. Met haar hiel duwt ze de deur dicht.

KAREN: Ik ben hier met uw ontbijt, meneer Austin!

MICHEL: (zonder op te kijken) Doe die deur dicht.

Karen zet het dienblad op de tafel en blijft bij de tafel staan kijken naar Michel, die rustig verder leest en schommelt.

KAREN: Meneer Austin?

MICHEL: Doe die deur dicht.

Karen komt een paar passen dichterbij en raakt zijn arm even aan.

KAREN: Meneer Austin?... Ik ben hier met uw ontbijt...

Michel houdt plotseling op met schommelen, klapt het boek dicht, kijkt haar aan en duwt haar het boek onder haar neus.

MICHEL: Dit lees ik nu al vanaf die morgen van vrijdag zestien februari negentienvierendertig, zie!

Karen kijkt naar het boek en leest de titel.

KAREN: "De reis om de wereld in tachtig dagen", van Jules Verne...

MICHEL: Raar boekske. Het ziet ernaar uit dat Phileas Fogg en zijn gezelschap er éénentachtig dagen over gedaan hebben en dat ze hun weddenschap dus zullen verliezen... Maar dan horen ze dat ze door in de goeie richting te reizen vierentwintig uur gewonnen hebben en toch nog op tijd komen. Ge moet maar chance hebben, hé?

KAREN: Ja, dat is zo, meneer Austin. Je moet een beetje geluk hebben in het leven. Zal ik u nu helpen met het ontbijt?

Ze wil hem bij de elleboog nemen om hem uit de schommelstoel te helpen, maar hij kijkt haar plotseling intens aan - alsof hij haar nu voor het eerst ziet - en weert haar af.

MICHEL: Wie zijt... gíj?

KAREN: Ik ben Karen.

MICHEL: Karen?

KAREN: Uw nieuwe verpleegster.

MICHEL: Een nieuwe...? (lacht schor) 't Is niet waar, hé?

KAREN: Toch wel...

Karen helpt hem uit de schommelstoel. Hij kijkt naar het boek dat hij nog steeds in zijn hand heeft en lijkt haar aanwezigheid alweer vergeten te zijn.

MICHEL: Raar boekske... Ik heb het gelezen en herlezen en nog eens gelezen en dat doe ik nu al vanaf die morgen vrijdag zestien februari negentienvierendertig toen...
Plotseling kijkt hij haar weer intens aan, alsof hij zich opnieuw voor het eerst van haar aanwezigheid bewust wordt.

MICHEL: Maar wie zijt... gíj?

KAREN: Ik ben Karen, meneer Austin. Ik ben de nieuwe verpleegster.

MICHEL: Een nieuwe...?

Hij lacht schor en strompelt hoofdschuddend naar de tafel, geholpen door Karen. Hij gaat zitten achter zijn ontbijt en legt het boek naast het dienblad. Hij kijkt naar het boek.

MICHEL: Raar boekske... Al vanaf die ochtend van vrijdag zestien februari vierendertig toen...

Vliegensvlug staat hij op en loopt kwiek naar de leeslamp, die hij gebruikt als een radio-microfoon. Hij tikt er even tegen als bij een test. Karen laat het verbaasd gebeuren en kijkt hem onderzoekend aan.

MICHEL: Test... Eén, twee, drie... Test...

Met zijn neus tussen duim- en wijsvinger imiteert hij een nasale radiostem:

MICHEL: Duitsland herbewapent en wil een tussenkomst van de vroegere geallieerden voorkomen. Frankrijk doet ernstige pogingen om België aan zijn kant te krijgen en over te gaan tot een eventuele preventieve gewapende actie. Engeland verwerpt dit plan echter. Ernstige onlusten in Oostenrijk...

Pas nu lijkt hij zich weer bewust te worden van de aanwezigheid van Karen. Hij glimlacht triest, komt achter de leeslamp vandaan, strompelt naar de tafel en gaat zitten achter zijn ontbijt.

MICHEL: Ach de radio...

KAREN: (glimlacht zenuwachtig) De radio, juist...

MICHEL: Alle Belgen zijn ermee wakker geworden, die morgen, bij het ontbijt, toen op de radio...

KAREN: Eet nu maar een beetje, meneer Austin... Toé...

MICHEL: (begint te eten) Een nieuwe, hé?

KAREN: Karen is mijn naam.

MICHEL: Jaja... Dat hebt ge toch al gezegd!... Ik ben niet doof! En ik ben niet zot ook. Of wat dacht ge?...

KAREN: Neenee, dat zou ik niet durven...

MICHEL: (onderbreekt) Ons Greet stopt het hier vol zotten en mij stopt ze vol pillen om mij ook zot te maken, of om mijn weerstand te breken, ik weet het wel, want ik vertel de waarheid en ons Greet heeft schrik voor de waarheid.

Karen gaat tegenover hem zitten en legt haar hand op zijn hand.

KAREN: (zacht) Welke waarheid, meneer Austin?

MICHEL: (met zijn mond vol) Als ik Karen mag zeggen, moogt gij Michel zeggen.

KAREN: Dank je... Michel.

Michel eet rustig door, drinkt van zijn koffie, lijkt zich niet langer van haar aanwezigheid bewust.

KAREN: Waarvoor is mevrouw Verhegghe dan zo bang, Michel?

MICHEL: Voor de waarheid. Voor míj. Zei ik toch? Of zijt ge doof misschien?

KAREN: (zacht overredend) Welke waarheid, Michel?

MICHEL: De waarheid van een jongen van veertien, Karen meiske. Een waarheid van zestig jaar oud. Straks word ik vierenzeventig, jaja. Komt ge naar mijn verjaardagsfeest?

KAREN: Als ik kan, Michel... grààg.

Michel eet rustig verder, drinkt van zijn kop koffie. Karen trekt haar hand terug.

KAREN: Michel... Wilde je mij niet iets vertellen?

MICHEL: (met zijn mond vol - verwonderd) Ik?... Nee.

KAREN: Over mevrouw Verhegghe?

MICHEL: Ons Greet?... Wat zou ik dan over haar moeten vertellen?

KAREN: Je zei dat ze bang was... voor joú.

MICHEL: Ze heeft schrik voor de waarheid, ons Greet.

KAREN: Welke waarheid, Michel?

MICHEL: (zucht, kijkt haar lang aan) Wilt ge 't horen?

KAREN: Ja...

MICHEL: Wilt ge 't écht horen?

KAREN: Ja...

MICHEL: Alles?

KAREN: Alles, Michel.

Michel zucht, staat dan traag op, neemt met een plechtig gebaar zijn vliegenierspet van het hoofd en legt die naast het dienblad op de tafel. Dan kijkt hij neer op Karen.

MICHEL: Ik ben veertien. We wonen in Brussel, mijn vader en ik. Hij is piloot en hij zegt dat ik een diploma nodig heb om ook piloot te worden, en dus ga ik naar school.

Hij komt achter de tafel vandaan en doet een paar kwieke passen, dan draait hij zich bruusk om naar Karen.

MICHEL: Vrijdag zestien februari negentienhonderd-vierendertig... Alles is nog perfect normaal, maar dan...

Hij geeft een geweldige sjot tegen een denkbeeldige bal.

MICHEL: ... wordt de hele wereld als een voetbal onder uw voeten vandaan gesjot.

Hij volgt de koers van de denkbeeldige bal en zijn blik valt op Karen, die nog steeds aan de tafel zit

MICHEL: Sta op.

KAREN: Maar waarom...?

MICHEL: Sta op en speel mee.

KAREN: Maar ik weet helemaal niet wat...

Hij doet haar opstaan.

MICHEL: Gij zijt Frau Doctor.

KAREN: Hoe...?

MICHEL: Efkes maar. Kom... Speel nu efkes mee...

Terwijl zij hem vragend en onbegrijpend aankijkt, streelt hij haar over haar haren.

MICHEL: (fluistert) Natuurlijk zijt ge ouder geworden. Op de foto draagt ge ook het uniform van een verpleegster. Hebt ge... lééuwemanen... Doet ge mij altijd denken aan een wild beest.

Hij doet een paar stappen terug en neemt haar onderzoekend op.

MICHEL: Maar gij zijt het, ongetwijfeld. Een eind in de veertig, maar nog altijd mooi, nog altijd blond, nog altijd elegant als... als een tijger.

Hij gaat pal voor haar staan en kijkt haar strak in de ogen.

MICHEL: Groene ogen. Daarmee kijkt ge me aan. Misschien vraagt ge u wel af of die pukkelige slungel flauw gaat vallen...

Hij lacht en doet een paar passen terug.

MICHEL: Hij valt niét flauw.

Hij cirkelt om haar heen, starend naar haar benen.

MICHEL: Kijkt naar haar kuiten. Slanke benen, bruine benen.

Hij gaat pal achter haar staan, laat zijn handen over haar heupen naar beneden gaan en trekt zo haar jurk op.

KAREN: (houdt hem tegen - angstig) Michel...?

MICHEL: Hoe doet ze dat in februari?

Hij doet snel een paar passen achteruit. Zij blijft met haar rug naar hem toe staan, verstijfd voor zich uit starend.

MICHEL: Zal ik achter u aan lopen? Op uw schouder tikken? "Ik-ben-Michel-Austin-aangenaam-mijn-vader-houdt-nog-veel-van-u?" Ha! Ge ként mij niet eens!

Hij komt dichterbij, met elk woord een pas.
MICHEL: Maar... ik... ken... ù...

Hij draait haar om, naar hem toe.

MICHEL: Ik... weet... wie... gij... zíjt...

Hij tilt haar gezicht bij haar kin naar hem op.

MICHEL: Anna...

KAREN: Ik ben Karen, Michel.

MICHEL: Gij zijt Anna.

KAREN: Ik ben de nieuwe verpleegster!

MICHEL: Gij zijt Frau Doctor! Uw benen hebben u verraden!

Hij laat zijn handen weer over haar heupen gaan en trekt haar jurk op. Karen duwt hem van zich af.

KAREN: Hou op of ik ga gillen!

Hij lijkt weer tot zichzelf te komen en gaat hoofdschuddend aan de tafel zitten.

MICHEL: Het... het spijt me... Ik... Soms heb ik hem niet meer in de hand en dan...

KAREN: Het... het geeft niet, Michel...

MICHEL: Ge deed me zo denken aan haar, dat is al.

Karen gaat tegenover hem zitten.

KAREN: Het geeft niet. Je kunt mij alles vertellen, Michel. Daarvoor ben ik hier toch?

MICHEL: (lacht schor) Ja... Jaja... Daarvoor zijt gij hier. Heeft zij u gestuurd, Karen-of-hoe-ge-ook-heet?

KAREN: Wie?

MICHEL: Ons Greet natuurlijk. Wie anders?

KAREN: Ik moest je ontbijt naar je kamer brengen...

MICHEL: Moest ge mij niet uithoren ook?

KAREN: Daarover heeft ze niets gezegd, Michel.

MICHEL: Denkt ge dat ik een beetje achterlijk ben, misschien?... Goed, goed... Mijn ogen zijn niet meer zo best... Ik heb mij efkes vergist in u, dat geef ik graag toe... Gij zijt Anna niet... Maar als ge zo dag in dag uit leeft met uw herinneringen... Leeft vàn uw herinneringen... Dan slaat ge al eens iets door mekaar, of niet soms?

KAREN: Ik begrijp het, Michel.

MICHEL: Begrijpt gij het écht, Karen?

KAREN: Ik denk het.

MICHEL: Ik denk het niet. Maar goed... Ik wil u graag geloven... Omdat ik het iemand moet vertellen, zal ik u vertrouwen... Kom vanavond nog maar eens terug... Met mijn avondmaal. (grinnikt) Als 't maar mijn lààtste avondmaal niet is.

KAREN: (staat op) Vanavond?

MICHEL: Ik kan alles bewijzen. Mijn ogen zijn niet meer zo goed en ik moet het zo scherp mogelijk kunnen zien. Geen enkel detail mag aan uw aandacht ontsnappen... Vanavond... Kom vanavond maar terug. Overdag kunt ge dat hier niet verduisteren en dan kunt ge het allemaal ook zo scherp niet zien. (staat op) Allez toe, ga nu maar voordat ze achterdochtig wordt, ons Greet. Ga nu maar en laat mij alleen. En neemt mijn morgeneten maar mee, ik heb geen honger meer.
Karen neemt het dienblad op.

KAREN: Tot vanavond dan... Michel?

MICHEL: Tot vanavond.

Karen opent de deur, gaat af en sluit de deur achter zich.

MICHEL: En doe die deur dicht.

Michel staat nog enkele ogenblikken naar de gesloten deur te kijken, loopt dan naar de oude grammofoon, neemt een plaat van de stapel en legt ze op: "Je ne regrette rien", van Edith Piaf. Hij luistert een tijdje en begint het liedje dan mee te lippen, grimassen en gebaren makend als een echte charmezanger, een onzichtbaar orkest dirigerend, dansend met een onzichtbare partner door de kamer.
Licht fade out. De muziek blijft doorlopen en vormt een brug naar:

TWEEDE TAFEREEL

Karen zit aan de tafel, kijkend naar de foto's. Bij haar stoel staat een thermos koffie. Michel zit naast haar eveneens kijkend naar de foto's. De vliegenierspet ligt op tafel.
Het blijft donker. Michel heeft een zaklamp in de hand, waarmee hij de foto's belicht, te beginnen met die van hemzelf, als kleuter.

KAREN: Ben jij dat, Michel?

MICHEL: Als kleuter. Circa 1924.

Hij belicht de foto van Frau Doctor.

KAREN: (aarzelend) Je moeder?

MICHEL: Nee. Van haar heb ik geen foto meer.

KAREN: Dan moet dat de vrouw zijn met wie je mij... verwarde?

MICHEL: Ge moet u dat zó voorstellen... Al die jaren... woonde d'r een soort van spook in ons huis... in de gedaante van een foto... op het bureau van mijn vader... Daar stonden drie foto's op, moet ge weten. Eén van mij als kleuter, circa 1924. Eén van mijn moeder. En één van... hààr!

KAREN: Anna?

MICHEL: Een blonde vrouw in het uniform van een verpleegster. Precies zoals gij.

Michel belicht Karen met de zaklamp; hij lijkt zich er niet van bewust te zijn dat ze haar ogen moet afschermen voor het licht.

MICHEL: Papa verteldt dikwijls over mama, maar nooit over... ù. Als ik hem vraag waarom uw foto naast die van mama staat, zegt hij dat gij zomaar iemand zijt die hij kent van vroeger, dat hij u liefgehad heeft voordat hij mama leerde kennen, nog voor de oorlog, en dat ik nu maar mijn sommen moet maken, want straks is het bedtijd, plastijd, etenstijd.

Hij staat op en knipt de zaklamp uit en het licht van de kamer aan.

MICHEL: Op een avond betrap ik papa...

Hij loopt naar de oude zeemanskist, opent die en neemt er een oude koekjestrommel uit.

MICHEL: Hiermee!

Hij sluit de kist en gaat erop zitten, opent de koekjestrommel een beetje, gluurt door de smalle opening, komt er dan mee tot bij Karen.

MICHEL: Ook een koekje?

KAREN: (steekt haar hand uit) Euh... Graag.
MICHEL: (trekt de doos terug) Geen koekjes!... (gaat er met zijn hand in) Brieven! Kranteknipsels!

Als betrapt sluit hij de koekjestrommel en gaat op de zeemanskist zitten. Hij speelt de dialoog die zich tussen hem en zijn vader ontspon:

MICHEL: "Ziet ge haar nog graag? Hoe heet ze?" - "Ze noemde zich Anna Janssen." - "Waar is ze nu?" - "Dat weet ik niet." - "Wilt ge haar niet meer zien?" - "Nee." - "Waarom bewaart ge haar foto dan?" - "Op een dag... op een dag is ze verdwenen... Opgelost in rook... En geloof me nu maar, Michel, het was beter zo."

Michel doet het licht weer uit, knipt de zaklamp aan en beschijnt er de foto van de grote witte villa mee.

MICHEL: Vrijdag zestien februari negentienhonderd-vierendertig... Ik zie haar lopen... De vrouw van de foto... Anna Janssen... Ik zie haar lopen... Op straat, in Brussel...

Als in trance begint hij rondjes te lopen rond Karen, terwijl hij de foto blijft beschijnen.

MICHEL: Ga achter haar aan, straat in, straat uit... Kàn niet anders dan haar volgen... Buitenwijk... Vervallen villa...

KAREN: Maar... Maar dat is toch...?

MICHEL: (blijft staan) Sssht!... Ze staat alleen, die villa...

KAREN: Maar Michel...

MICHEL: Zwijg! En kijk naar die grote verwilderde tuin! Stel u een hoge muur voor! Denk aan een roestig ijzeren hek! "Piep-piep!" doet het hek als Anna het achter zich sluit!

Michel gaat vlak bij de foto staan en wijst de plek op de foto aan waarover hij het heeft.

MICHEL: Hier... op de oprit... stond een grijze Renault... (draait zich geschrokken om) Daar komt zo'n slee voor dure meneren aan! Een euh... Packard! (duikt weg achter Karen) Een meneer met een bolhoed stapt uit. Monocle, paraplu. Een echte gentleman. Hij opent het hek... stapt in zijn slee... rijdt naar de villa... laat het hek uitnodigend openstaan... (staat weer op en sluipt naar de foto) Ik ga in op de uitnodiging en sluip naar de villa. Jules Verne en Karl May zijn mijn geliefkoosde schrijvers. Nu ben ik Winnetou. Het grote opperhoofd verbergt zich in het struikgewas. (richt zaklamp op de foto) Waarom wordt pa zo geobsedeerd door blanke squaw dat hij foto vlak naast die van ma bewaart? Winnetou moet dringend, onder het raam dat op een kier staat, een antwoord vinden op deze vraag.

Hij beschijnt zijn eigen gezicht, legt zijn hand achter zijn oorschelp, luistert gespannen, richt de zaklamp dan op de foto en fluistert met een vrouwelijk klinkende stem:

MICHEL: Hoe lang moet ik nog in uw villa kamperen, Herr Heidelman?

Hij herhaalt de handeling en zegt met de stem van Heidelman:

MICHEL: Bevalt dit optrekje u niet? Ik kan u ook elders onderbrengen... Maar u weet goed genoeg dat dit de beste oplossing was, Frau Doctor. En bovendien, morgen komt er misschien al een eind aan dit... kamperen... van u.

Hij herhaalt de handeling en zegt met een vrouwelijk klinkende stem:

MICHEL: Morgen al? En dat komt u me nù pas vertellen?

Hij herhaalt de handeling en zegt met de stem van Heidelman:

MICHEL: Ik heb pas vannacht zijn agenda onder ogen gekregen. Morgenavond wordt hij in het Sportpaleis van Schaarbeek verwacht, maar u zult het met me eens zijn dat dit niet bepaald een geschikte gelegenheid mag genoemd worden. Zijn chauffeur heeft echter de opdracht gekregen de hele namiddag vrij te houden. Vieux Bon Dieu, stond er in zijn agenda. Vermoedelijk rijden ze weer naar Namen. Bent u er klaar voor, Frau Doctor?

Hij knipt z'n zaklamp uit en knipt het licht in de kamer aan.

MICHEL: Een hele mondvol, hé? En dan durft ons Greet nog zeggen dat ik ze niet alle vijf meer op een rij heb! Dat ik een beetje verward ben! Dat ik een slag van de molen gekregen heb! Maar die woorden staan in mijn geheugen gegríft, Karen meiske! Onuitwisbaar!

Karen neemt de thermos die bij haar stoel stond en staat op.

KAREN: Trek in een kopje koffie, Michel?

MICHEL: (na een korte pauze) Och ja, waarom niet?

Karen neemt twee kopjes uit de lage kast en schenkt in. Ondertussen zet Michel met een haast ritueel gebaar zijn vliegenierspet weer op zijn hoofd. Karen geeft hem een kopje en houdt het andere bij haar. Zij zal nooit van de koffie drinken. Michel brengt zijn lippen naar het kopje, aandachtig geobserveerd door Karen. Dan kijkt hij plotseling scherp opzij.

MICHEL: Doe die deur dicht.

KAREN: De deur ís dicht, Michel.

MICHEL: (drinkt - dan met een grimas) Bah! Afwaswater!... Daar hebben ze zeker hun valse tanden in te week gelegd?

Karen glimlacht en gaat weer zitten.

KAREN: Anna dus.

MICHEL: Anna Lesser noemde ze zich nu, maar een naam heeft geen belang. Een andere identiteit aannemen is geen enkel probleem voor dat slag volk. Vroeger verpleegster, nu dokter, wat maakt het uit? Frau Doctor, Anna Lesser, Anna Janssen...
KAREN: Anna dus.

Michel sloft naar zijn schommelstoel en gaat zitten schommelen.

MICHEL: Toen ik een jaar of twaalf was... heb ik eens op een avond... terwijl mijn vader ergens boven het kanaal zat... heb ik in zijn werkkamer...

Hij staat op, gaat naar de kist en opent ze steels. Hij aarzelt, neemt er dan de koekjestrommel uit. Hij bijt op zijn onderlip, legt de koekjestrommel terug en gooit de kist met een harde klap dicht, zodat Karen schrikt. Hij doet een paar passen, keert terug, opent de kist, neemt er de koekjesdoos weer uit. Hij bijt op zijn onderlip, kijkt naar Karen, opent de doos, kijkt erin.

KAREN: De brieven? Van je vader?

MICHEL: En de kranteknipsels...

KAREN: Kranteknipsels? Waarover?

MICHEL: Wat ik deed... dat was diefstal... Diefstal van herinneringen, misbruik van vertrouwen...

Hij gaat met de koekjestrommel aan tafel zitten, neemt er de brieven, notities en kranteknipsels uit, spreidt die open op tafel. Karen komt erbij staan en kijkt ernaar.

KAREN: Je vader heeft aantekeningen gemaakt over Anna Janssen?

MICHEL: En zij schreef hem brieven... (wendt zich af) Dit is niet voor mijn ogen bestemd, niet voor kinderogen. Sommige geheimen blíjven beter geheim, Karen... Mààr...

Hij staat op, handen op de rug, en werpt een steelse blik op de documenten.

MICHEL: ... dank zij dàt daar... wist ik op die ochtend in februari vierendertig wie of wat Anna Janssen wérkelijk was...

KAREN: Frau Doctor...

MICHEL: ... en dat ik érg op mijn hoede moest zijn voor haar...

KAREN: Maar wie of wat wàs Frau Doctor dan, Michel?

Michel staart haar even intens aan, kijkt dan naar de documenten, loopt ten slotte naar de leeslamp en gebruikt ze weer als microfoon.

MICHEL: (met nasale radiostem) Tijdens de Eerste Wereldoorlog kampten de Fransen met een groot tekort aan artsen, zodat vrouwelijke officieren van gezondheid de open plaatsen moesten innemen. De Duitsers stuurden een knappe spionne op hen af, die ook voor de oorlog al voor hen gewerkt had. Haar codenaam: Frau Doctor - vanwege haar favoriete vermomming. In Frankrijk noemden ze haar Mademoiselle Docteur. De kranten hadden het over Tijgeroog.

Karen neemt één van de brieven vast.

MICHEL: Wilt ge ze lezen?

KAREN: Mag ik?

MICHEL: Doe maar!

Karen neemt een paar brieven vast en begint ze te lezen.

MICHEL: Brieven uit de zomer van veertien, net voor het uitbreken van de oorlog naar het ouderlijk huis van mijn vader gestuurd... Lieve René...

KAREN: (leest) Geliefde René.

MICHEL: Lievelieve René.

KAREN: (leest een andere brief) Mijn allerliefste René.

MICHEL: (grist de brieven uit haar handen) Godverdomme!
Hij doet een paar stappen achteruit en wappert de brieven uitdagend voor haar ogen heen en weer.

MICHEL: Kom... Lees ze maar! Dan moét ge deze ouwe zot wel geloven!

KAREN: Ik wíl ze best lezen, Michel... Maar waarom neem je ze dan af?

MICHEL: (bulderend) Lees ze maar als ge durft! Steel zijn herinneringen! Misbruik zijn vertrouwen! Lees het allemààl! De artikels die hij over haar verzamelde! Het klad van de brief die hij haar geschreven, maar nooit verstuurd heeft! En alles, alles, alles zonder één enkel spoor van wrok of haat!

Hij gaat aan de tafel zitten, bedaart langzaam, begint de brieven en de andere documenten weer te verzamelen en stopt ze in de koekjesdoos.

MICHEL: Goed... Ik vertel het u zélf wel... Gij hebt het lef niet, hé kleine lieve Karen?

KAREN: Michel, ik begrijp niet wat je van mij...

MICHEL: (onderbreekt) Zíj!... (kijkt schichtig om zich heen en stopt de koekjesdoos weer in de zeemanskist) Zij zou ze maar wàt graag te lezen krijgen. (lacht en gaat zitten op de zeemanskist) Maar dan kent ze Michel Austin nog niet! Ha nee! Dan kènt ze Michel Austin nog niet!

Karen gaat naast hem zitten, legt een troostende hand op zijn knie.

KAREN: Heb je 't over... mevrouw Verhegghe?... Michel?

MICHEL: Greta, ja... Greet Verhegghe... Ze kènt Michel Austin nog niet, o nee...

Hij lijkt zich nu weer van haar aanwezigheid bewust te worden, kijkt haar van opzij scherp aan.

MICHEL: (hard) Ga weg.

KAREN: (staat op) Heb ik iets verkeerds gedaan, Michel?
MICHEL: Ga weg en doe die deur dicht.

KAREN: Wat heb ik verkeerd gezegd?

MICHEL: (zachter, smekend bijna) Doe die deur dicht, Karen.

KAREN: Maar de deur ís dicht, Michel!

MICHEL: Keer morgenavond terug. Maar ga nu. Morgen spelen we voort. Als gij meespeelt, spelen we voort. Is dat goed?

KAREN: Ja, Michel... Het is goed.

MICHEL: Ga dan weg. Nu. En doe die deur dicht...

Karen gaat af en sluit de deur achter zich. Michel kijkt haar na, staat dan op en legt een plaat op de oude grammofoon: "Don't sit under the apple tree/ With anyone else but me" (The Andrew Sisters). Hij drinkt van zijn kopje koffie en trekt een grimas.

MICHEL: Bitter... Zo bitter...

Hij knipt het licht uit. Het is donker.
De muziek vormt een brugje naar:

DERDE TAFEREEL

Karen en Michel nemen dezelfde positie in als in de vorige scène. Michel heeft de vliegenierspet op het hoofd. Hij beschijnt de foto van René.

MICHEL: Luik, april 1913... René Austin, zesentwintig, architect, kapitein bij de genie. Werkt aan de forten van Luik, droomt van een carrière als piloot.

Michel knipt de zaklamp uit, knipt het licht in de kamer aan en loopt op Karen toe. Hij neemt haar bij de hand en doet haar opstaan, geeft haar een galante handkus, kijkt nog gebogen naar haar op.

KAREN: Ooh Michel!...

MICHEL: Ik ben mijn vader, nu. Ik ben René. Zeg: "Ooh René."

KAREN: Ooh René!

MICHEL: ... en sinds u mij de weg vroeg naar de Place Saint-Lambert, ook van u, juffrouw Janssen. (met een zwierige zwaai) Zal ik u zondag de rest van de stad tonen?

KAREN: Euh... moet ik euh...?

MICHEL: "Ja gaarne!" zei ze. "Ja gaarne!" moet ge nu zeggen.

KAREN: Ja... Graag...

Michel leidt haar galant naar een stoel bij de tafel, biedt haar die aan en zij gaat zitten. Dan loopt hij naar de zeemanskist, neemt er een kaars uit, knipt het licht in de kamer uit, steekt de kaars aan en zet ze voor haar aan tafel. Hij gaat tegenover haar zitten.

KAREN: Een dineetje bij kaarslicht?

MICHEL: Mmm... Hémels was dat!

KAREN: Geef de ober dan maar een flinke fooi!
MICHEL: Al kan ik me, eerlijk gezegd, niet meer herinneren wat we gegeten hebben...

KAREN: (giechelt) Echt niet?

Michel knielt voor haar, neemt haar handen in zijn handen.

MICHEL: Dat komt door u, Anna... Door uw groene ogen, uw verblindend witte tandjes, klein maar scherp... Door uw blonde haren... (strijkt met zijn handen door haar haren) Mag ik ze kussen?

KAREN: Michel!

MICHEL: René.

KAREN: Niet al te vrijpostig worden, hé... Bij een eerste afspraakje mag je niet...

Hij kust haar haren met gesloten ogen en zij zwijgt abrupt. Dan maakt hij van plezier een pirouette.

MICHEL: Haha! Gij!...

KAREN: (schrikt) Ik...?

MICHEL: Anna!...

KAREN: O...

MICHEL: Gij hebt een kamer aan de Place Saint-Lambert waar ge een ouwe vrijster verzorgt! Iedere donderdagnamiddag voert de chauffeur het dametje naar haar zuster! Donderdag is dus uw vrije dag! Van een gelukkig toeval gesproken, want ik... (knipt het licht aan) ... heb iedere donderdag een vergadering met de architecten die werken aan de forten van Luik en word pas 's avonds laat... (blaast de kaars uit)... terug in de kazerne verwacht!

Hij opent de kleerkast en neemt er een lange militaire overjas uit de Eerste Wereldoorlog en een aktentas uit. Hij houdt ze in zijn armen en gaat ermee voor Karen staan.

MICHEL: Die eerste donderdag blijven mijn lange militaire overjas en mijn aktentas met de plannen achter in de gang...

Hij hangt de jas aan de kapstok bij de deur en zwiert er de tas onder. Dan gaat hij naast Karen zitten.

MICHEL: (fluisterend) ... terwijl wij in het salon koffie drinken en koekjes eten en elkaar verliefde onzin toefluisteren...

Michel fluistert iets onhoorbaars in haar oor en Karen giechelt.

KAREN: Ik heb een verrassing voor u?

Michel knikt.

KAREN: (speelt Anna) Ik heb een verrassing voor jou, je moet maar een kwartiertje braaf en geduldig op je stoel blijven zitten.

MICHEL: Tien minuten later keert ze al terug met een pracht van een cake!

KAREN: Zelf gebakken?

MICHEL: Vers uit de oven!

Hij loopt naar de kapstok, wijst de jas en de tas aan.

MICHEL: De volgende donderdag hangt mijn jas aan de kapstok in de gang, en daaronder staat mijn aktentas.

Hij gaat weer naast Karen zitten.

MICHEL: In het salon drinken we koffie...

KAREN: Goed idee!

Ze staat op en schenkt Michel een kopje koffie uit de thermos in, zet het op tafel.

MICHEL: ... eten we cake

KAREN: Zelf gebakken, vers uit de oven!

MICHEL: En doen al die andere dingen die verliefde mensen zo graag doen...

Hij trekt haar op zijn schoot. Zijn handen gaan onder haar jurk. Karen probeert hem tegen te houden.

KAREN: Michel!

MICHEL: René!

KAREN: Begin nu niet weer, hé!...

Hij kust haar hartstochtelijk. Karen rukt zich los en loopt naar de deur.

MICHEL: Blijf staan!

Ze blijft bij de deur staan.

KAREN: Wat wil je wérkelijk van mij, Michel?

Michel staat langzaam op en komt traag op haar toe.

MICHEL: (schor) Ik wil... ik wil een foto van u.

KAREN: Ik heb geen foto bij.

MICHEL: "Geef me vijf minuten," zegt ze... (als ze niet reageert) Zég het!

KAREN: Geef me... vijf minuten...

MICHEL: En vijf minuten later keert ze al terug met de foto.
Hij fixeert haar.

KAREN: Welke foto... René?

MICHEL: (met een knik naar de foto aan de muur) Dé foto.

KAREN: Die op het bureau van je vader stond?

MICHEL: Zijn relikwie!

Hij neemt haar bij de polsen en drukt haar neer op haar stoel.
MICHEL: We rijden van Luik naar Visé en terug. Op de terugweg zullen we in Herstal een koffie drinken en een wafel eten.

Hij laat haar los, bekijkt haar nadenkend. Karen is er nog steeds niet gerust in en fixeert hem angstig.

MICHEL: Eerst lijkt het een sombere donderdag te zullen worden, want ik moet dat verslag nog afleveren bij die kolonel in Visé. Maar de chauffeur van mevrouw heeft Anna leren rijden, dus waarom zouden we niet met ons tweetjes naar Visé rijden? Op weg naar Visé slaat Anna een verlaten bospad in. Ik moet mij verstoppen, zij zal me komen zoeken. (grist de aktentas van de grond en gooit ze op haar schoot) Mijn aktentas blijft in de auto liggen. (duikt ineen naast haar stoel) Ik heb het koud, daar in het struikgewas... (sleurt haar van haar stoel en zij valt bovenop hem) ... maar als ze me vindt, krijgen we het allebei al gauw erg warm.

Karen rukt zich los, staat op en doet een paar passen in de richting van de deur. Hij lijkt er zich niet van bewust te zijn.

MICHEL: Ik lever de rapporten af en op de terugweg mag ik rijden.

Michel zet zijn stoel naast die van Karen, gooit Karen op haar stoel, gaat naast haar zitten, handen vooruit op een denkbeeldig stuur. Zo rijden ze in een denkbeeldige automobiel. Hij kijkt haar af en toe even van opzij aan en Karen kijkt bang terug. Hij legt zijn hand op Karens dij, kijkt haar met een zalige glimlach van opzij aan.

MICHEL: Is het niet perfect, Anna?

KAREN: (bang) Het is een sprookje, René...

MICHEL: Lievelieve René. (alz ze niet meteen reageert) Zeg het.

KAREN: Het is een sprookje, mijn lievelieve René.

MICHEL: Ge doet uw handtas open om er een zakdoekje uit te nemen...

KAREN: Maar ik heb geen handtas...

MICHEL: (onderbreekt) ... en alles is nog perfect. (de glimlach besterft op zijn gezicht)

KAREN: (zij merkt zijn ontzetting) Michel!?

MICHEL: Maar dan is er een windvlaag en... (hij volgt de vlucht van enkele denkbeeldige papiertjes die uit haar handtas zijn weggedwarreld en waarvan er zich één op zijn bovenbeen legt) ... en zijn er papiertjes... Ziet ge ze?

KAREN: (volgt zijn blikken) Ik zie ze...

MICHEL: Overal... Ziet ge het?

KAREN: Ik zie het...

MICHEL: Eén op mijn been... Ziet ge het?

KAREN: Ik zie het...

Hij fixeert zijn been.

MICHEL: Kunt ge 't lezen?

KAREN: (tuurt ingespannen naar zijn been) Ik zou niet weten wat...

MICHEL: Ik wel.

KAREN: Ja?

MICHEL: Mijn vader had goede ogen.

KAREN: Wat staat er dan?

MICHEL: Luik 12 fort inter 4 k 7 k cent.

Hij trekt zijn hand weg van haar dij.

KAREN: Luik 12 fort inter 4 k 7 k cent...? Wat betekent dat, Mi... René?

MICHEL: Ik ken het rapport bijna helemaal uit m'n hoofd... Luik wordt verdedigd door twaalf forten die met een interval van vier kilometer zijn neergezet op zeven kilometer van het centrum. (kijkt haar verdwaasd aan) Geheime militaire informatie in ùw handtas, Anna? (springt op) Terwijl ik alleen in het salon zat, terwijl ik me verstopte in het struikgewas, hebt gij... (slaat de handen voor de ogen) Hoe heb ik zo blind kunnen zijn? (gaat weer zitten, legt haar hand op zijn dij, kijkt naar haar hand, verkrampt) Haar hand op mijn dij, bovenop het papiertje dat zich daar heeft neergelegd. (tot Karen) Frommel het op.

KAREN: Maar er ís niks, René!

MICHEL: Frommel het op en gooi het weg.

Karen doet of ze een papiertje opfrommelt en weggooit. Hij volgt de vlucht van het papiertje met zijn blik.

MICHEL: Ziet ge wel? Ze frommelt het in elkaar en... en het is foetsie! (kijkt Karen aan) Weet zij dat ik het weet? (hij stapt uit de denkbeeldige wagen) Met of zonder suiker?

KAREN: Pardon?

MICHEL: De wafels. Met of zonder suiker?

KAREN: Mag ik euh... mag ik dan niet mee naar het koffiehuis?

MICHEL: Natuurlijk moogt ge mee naar het koffiehuis, maar het is al laat. We kunnen de wafels ook in de automobiel opeten, terwijl ik rij. Met of zonder suiker?

KAREN: Met.

MICHEL: Prima.

Hij doet een paar passen, knijpt de ogen stijf dicht.

MICHEL: Zonder de motor af te zetten, ben ik uitgestapt. Ik geef haar de gelegenheid om te ontkomen...

KAREN: ... en ze ontkomt?

MICHEL: Later is ze elders weer aan de slag gegaan.

Hij staat nog een paar ogenblikken roerloos, dan gaat hij in de houding staan, slaat de hielen tegen elkaar en salueert.

MICHEL: Tot zover René Austin, 26, kapitein bij de genie. Schitterende carrière bij de luchtmacht misgelopen vanwege die affaire met Anna Janssen. Niet dat hij zijn superieuren ooit de waarheid en niks dan de waarheid heeft verteld, maar hij moest ze toch iéts opbiechten?

Hij grijpt naar zijn rug, vertrekt zijn gezicht in een pijnlijke grimas. Karen springt op en helpt hem naar zijn schommelstoel, doet hem zitten, gaat naast hem op de grond zitten.

KAREN: Maar jij bent zijn zoon, Michel...

MICHEL: Ja... Jaja... Ik ben de zoon van René... Ik ben Michel...

KAREN: En zestig jaar geleden was je veertien...

MICHEL: Was ik veertien... zestig jaar geleden... ge hebt gelijk...

KAREN: En zat je gebukt onder een venster...

MICHEL: Onder een venster...

KAREN: ... waarachter de spionne die door je vader tijdens de Eerste Wereldoorlog werd ontmaskerd...

MICHEL: Frau Doctor...

KAREN: Frau Doctor, juist... Waarachter Frau Doctor dus aan het konkelfoezen was met een zekere meneer Heidelman...

MICHEL: Sportpaleis van Schaarbeek, chauffeur, tochtje naar Namen, Vieux Bon Dieu...

KAREN: Vieux Bon Dieu... Wat betekent Vieux Bon Dieu eigenlijk, Michel?

Michel grijpt naar zijn hoofd en gooit zich uit de schommelstoel op de grond.

MICHEL: Mijn God!

Karen knielt bij hem neer.

KAREN: Wat... wat is er, Michel?

MICHEL: (heft zijn hoofd op) Klop op m'n kop gekregen. (laat het weer zakken)

KAREN: (schudt hem door elkaar) Michel! Doe niet zo flauw!

MICHEL: (heft zijn hoofd op) Van een bulldog.

Alsof hij een marionet aan een touwtje is, veert hij op, zeilt door de lucht en laat zich neerploffen op een stoel.

MICHEL: De bulldog van Frau Doctor gooit me op een stoel. (tot Karen) Ondervraag me.

KAREN: Ondervragen?

MICHEL: Zoals in de film. Met een licht in mijn gezicht. Zo en niet anders is het gebeurd. Frau Doctor ondervraagt me. Met een licht in mijn gezicht. Het was precies een film met Humphrey Bogart.

Karen kijkt even nadenkend rond, neemt dan de leeslamp en richt ze op zijn gezicht. Ze knipt het kamerlicht uit, neemt een stoel en gaat tegenover hem zitten.

KAREN: Wat voer je hier uit?

MICHEL: Wat ik hier uitvoer...? Euh... heel toevallig... Ik euh... ben het park binnengewandeld...

KAREN: Dít park, Michel?

MICHEL: Ja natuurlijk! Welk park zou ik anders bedoelen?

KAREN: Het park rond het... Heideroosje?

MICHEL: Toen hoorde ik stemmen.

KAREN: Je moet toch gewéten hebben dat dit niet zomaar een park was, Michel!

MICHEL: Toch, toch!... Ik dacht écht dat het een park was! Trouwens, de poort stond open!
KAREN: Waarom ben je niet naar school?

MICHEL: Ik euh... Geen zin. Ik wilde wat in het park spelen.

KAREN: (weet niks meer te verzinnen) Enneuh... Euh... Wat moet ik nu...?

MICHEL: Frau Doctor stuurt haar bulldog en herr Heidelman wandelen. We zijn alleen.

KAREN: O.

MICHEL: Ze gaat tegenover mij zitten en kruist haar benen. (als Karen niet meteen reageert) Ze kruist haar benen.

Karen kruist haar benen. Michel kijkt ernaar.

MICHEL: Haar slanke bruine benen.

KAREN: (als Michel naar haar benen blijft staren) En dan?

MICHEL: De ondervraging gaat verder...

KAREN: Hoe?

MICHEL: Ge vraagt of ge er soms dom uitziet.

KAREN: Zie ik er soms dom uit, Michel?

MICHEL: Nee! Nee, u ziet er niet dom uit! Integendeel!

KAREN: Vertel me de waarheid, Michel.

MICHEL: Goed! Goed zo!... Ik zal u de waarheid vertellen... Ik ben Michel Austin en ik ken u van de foto die mijn vader al jaren bewaart. Deze morgen zal ik u toevallig lopen, echt eerlijk waar toevallig. Ik was nieuwsgierig en volgde u en dat is alles.

KAREN: Is je vader... getrouwd?

MICHEL: Geweest. Mijn moeder is al lang dood. Ik heb haar nooit gekend. Eerlijk waar. Ik ben zijn zoon.

KAREN: Heeft hij nooit iets over míj verteld... je vader?

MICHEL: Nee, nooit... Het was gewoon nieuwsgierigheid. Uw foto... Al die jaren stond uw foto op het bureau van mijn vader, naast de foto van mama... Ik was gewoon benieuwd wie u was en waar u woonde en dat is alles. (als Karen niet meteen een vraag stelt) Nu moet ge aan mijn voeten gaan zitten.

Karen gaat aan zijn voeten zitten.

MICHEL: (met steeds meer moeite vechtend tegen de slaap) Ontroerd... Ze leek wel ontroerd... (streelt over haar hoofd) Nog nooit ben ik zo dicht bij een vrouw geweest... Een vrouw die... die mijn moeder had kunnen zijn... En toch weer niet... (trekt zich terug)

KAREN: Ben je bang voor mij, Michel?

MICHEL: Neenee, ik heb geen schrik... Niet voor u, Anna...

KAREN: Er kan je bij mij niks gebeuren, hé?

MICHEL: Ik weet wel dat gij het niet zult làten gebeuren...

KAREN: Maar... maar ik kan je toch ook niet laten gaan?

MICHEL: Nee, dat begrijp ik wel... Ge kunt me nù nog niet laten gaan, maar... (als Karen niet reageert) Een spuitje? Ge laat me ínslapen?... O maar ge knipoogt naar me en... En ja, ik begrijp het wel, ik heb geen schrik voor u, Anna, geen schrik voor u, integendeel... (hij lijkt in slaap te zullen vallen)

KAREN: (schudt hem door elkaar) En dan, Michel? Wat gebeurde er daarna?

MICHEL: "Wees gerust, herr Heidelman," zei ze. "Ik knap de grote zaak wel voor u op... en het kleine zaakje ook." En ze knikte in mijn richting. "Er zal geen haan naar kraaien en er zal geen spoor achterblijven," zei ze. En zonder dat Heidelman het kon zien, knipoogde ze naar me. En ze kwam op me toe. Een spuitje in de hand. Ze rolde mijn mouw op... (steekt zijn arm uit, kijkt naar zijn binnenarm, rolt de mouw op) Zocht een ader en... (knijpt de ogen stijf dicht) Prikt.

Hij valt van de stoel op de grond.

KAREN: Michel? (als er geen reactie komt) Michel!? (schudt hem door elkaar) Michel!

Ze springt op, kijkt om zich heen, ziet het kopje koffie, neemt het op en ruikt eraan, zet het neer, kijkt weer naar Michel. De deur gaat open en Greet komt binnen.

GREET: Okee Karen. Zo is het wel genoeg geweest.

KAREN: Maar wat heeft hij nu...?

Greet knielt bij Michel neer, heft een ooglid op, neemt zijn pols.

GREET: Een onschuldig slaapmiddeltje in zijn koffie, dat is alles. Hij mag zich niet al te zeer vermoeien. Dat is slecht voor zijn hart.

KAREN: Waarom hebt u mij dat niet verteld?

GREET: Was dat dan nodig? Het zou je nog onder meer spanning gezet hebben dan je nu al staat. En je hebt het toch uitstekend gedaan!?

KAREN: Ik weet niet of...

GREET: (onderbreekt) Hij heeft dit soort therapie nu eenmaal nodig, Karen. Ik weet dat het allemaal een beetje ongebruikelijk is, maar in zijn geval hélpt het. Hij moet zijn hart kunnen luchten, om het zo maar eens te zeggen. En jij bent een uitstekend klankbord voor hem. Als hij dàt niet heeft, wordt hij compleet onhandelbaar.
KAREN: Hebt u alles kunnen volgen?

GREET: O ja. Het microfoontje werkt uitstekend. Help je me nu even? Dan leggen we hem in bed.

Greet neemt Michel onder de schouders vast, Karen bij de benen. Zo sleuren ze hem in bed.

GREET: (op zijn bed zittend, zijn voorhoofd strelend) Slaap nu maar, Michel... Slaap nu maar eens heel lang en heel diep, mijn jongen...

Greet staat op, knipt het licht uit en neemt Karen mee af.