De Zwarte Spiegel - deel 2 van de griezelige thriller van Patrick Bernauw

TWEEDE BEDRIJF

ZEVENDE SCENE

Licht fade in.
Jan en Sonja zitten tegenover elkaar aan de tafel te studeren. De zwarte spiegel en de schrijfmachine zijn weer verdwenen.

JAN: Vond je 't geen vreemde droom?

SONJA: Niet speciààl vreemd. Dromen zijn toch altijd een beetje eigenaardig?

JAN: Ja, maar dat we allebei op hetzelfde tijdstip hetzelfde droomden... en dat jij in mijn droom voorkwam en ik in de jouwe... Net of het echt gebeurd is, maar we dat tegenover onszelf niet durven bekennen en het voor alle veiligheid dus maar op een droom houden.

SONJA: We zijn allebei terechtgekomen in een heel nieuwe omgeving, Jan... In een heel nieuwe situatie... Het is heus heel gemakkelijk verklaarbaar... We hebben allebei dat maffe boek over doctor Dee gelezen... (giechelt) En we zullen waarschijnlijk ook allebei zin gehad hebben in een origineel vrijpartijtje.

JAN: Nee... Nee, er is méér aan de hand.

SONJA: O ja?

JAN: In mijn... in onze droom was het net alsof ik Johannes Dierickx werd, die op zijn beurt John Dee was geworden... Net zoals jij mevrouw Lemaire werd, die op haar beurt Jane Fromand was geworden, de echtgenote van John Dee...

SONJA: Dat zijn nu eenmaal de mensen die de jongste dagen het meeste indruk op ons gemaakt hebben... De dode én de levende... Je hoeft er écht niet meer achter te zoeken.

JAN: De dode en de levende... Hoe komt het dat we allebei, onafhankelijk van elkaar, in onze dromen dezélfde Johannes Dierickx gezien hebben, Sonja? We kènnen die vent niet eens! We hebben hem nooit gekend, hebben zelfs nooit een foto van hem gezien!

SONJA: Misschien hebben we... onbewust...

JAN: Onbewust, onbewust! Daar geloof ik geen sikkepit van! In het geval van John Dee zou je dat nog kunnen zeggen, ja... Dat is een historisch personage en zijn portret staat trouwens in dat boek en we hebben dat portret allebei gezien... Maar Johannes Dierickx... Nee...

SONJA: De kamer van mevrouw Lemaire...

JAN: Hé?

SONJA: We zijn allebei heel even in de kamer van mevrouw Lemaire geweest, toen we hier aankwamen...

JAN: Ja, en dan?

SONJA: Er stond een foto op de schoorsteen... Van een man... Ik heb er maar een vluchtige blik op geworpen en jij waarschijnlijk ook... Ik dacht dat het haar echtgenoot was... Veel kan ik me van de man op de foto niet meer herinneren... Maar als het nu eens niét haar echtgenoot was geweest, maar Johannes Dierickx? Dat zou toch een verklaring kunnen zijn voor het feit dat we allebei, onafhankelijk van elkaar, dezelfde Johannes Dierickx in onze dromen hebben zien verschijnen?

JAN: Och, jij bent onverbeterlijk!

Jan duikt nukkig weer in zijn boeken. Sonja lacht en studeert ook verder.

JAN: (na een lange pauze, zonder op te kijken) Hoe verging het Dee en Kelly ten slotte?

SONJA: Dat... dat weet ik niet meer.

JAN: En Jane?

SONJA: Geen idee.

Jan staat op en neemt het boek uit het rek, waarin hij eerder gebladerd heeft. Hij houdt stil bij een pagina en leest.

JAN: (leest) Kelly brak zijn nek in 1595, toen hij uit het raam van zijn gevangenis in Praag trachtte te ontsnappen. Men had hem daar opgesloten omdat hij, de beroemde alchemist, weigerde voor de koning de Steen der Wijzen te vervaardigen, waarmee lood kon worden omgezet in goud. John Dee trok zich na heel wat omzwervingen en mislukte experimenten terug in zijn huisje in Mortlake, en leefde daar nog lang en gelukkig aan de zijde van zijn vrouw, Jane Fromond. Hij schreef een groot aantal boeken over zijn ervaringen en kwam aan de kost met het trekken van horoscopen voor jonge paartjes. Hij stierf in 1608, op éénentachtigjarige leeftijd.

Jan slaat het boek dicht, zet het weer op zijn plaats en mijmert.

JAN: Ik heet John en ik ben éénentachtig...

SONJA: Wat zeg je?

JAN: Zijn tijdgenoten noemden hem, inderdaad, 'de Gezel van de Hellehonden'...

Sonja staat op en gaat naar Jan; ze staan in dezelfde positie als in de zesde scène.

SONJA: Wat zeg je, Jan?

JAN: En Kelly... We mogen ook Kelly niet vergeten... Hij komt voor in het verhaal van John Dee en Jane Fromond, maar hij komt ook voor in ons verhaal, Sonja... Mister Kelly woont in dit gebouw! Nog steeds!

SONJA: (neemt hem in haar armen) Het is een àndere meneer Kelly, Jan... Ik heb hem gezien op de trap... Deze mister Kelly hééft zijn beide oren nog. En hij draagt géén zwarte kap, die zijn littekens moet verbergen. Zijn voornaam is trouwens niet Edward, maar Donald. En hij ziet er allerminst vier eeuwen oud uit, integendeel. Hij is eigenlijk vrij knap.

Er wordt twee keer kort op de deur geklopt. Sonja en Jan verstijven.

SONJA: (gedempt) Mevrouw Lemaire?

JAN: (gedempt) Of je vader?

SONJA: Er werd niet gebeld. Het is iemand die al in huis was.

JAN: Naar de badkamer. Ga naar de badkamer. Je kunt nooit weten dat het je vader is. Ik doe wel open.

SONJA: En dan? Als het mijn vader is?

JAN: Dan zeg ik dat ik hier alleen woon.

Er wordt nogmaals twee keer kort geklopt, harder nu.

JAN: Ga nu.

Sonja gaat af door de tussendeur. Jan opent de deur naar de gang. Kelly komt binnen. Hij praat vlekkeloos Nederlands, maar gebruikt soms Engels uitdrukkingen.

KELLY: Hello! I'm Donald Kelly! Even kennismaken met m'n nieuwe benedenburen, dacht ik.

Hij steekt zijn hand uit. Jan schudt hem de hand.

JAN: Mister Kelly... Eh... Pleased to meet you! Take a seat! (nodigt hem uit te gaan zitten aan de tafel)

KELLY: Doe maar geen moeite, mister...? (gaat zitten)

JAN: De Laet. Jan De Laet.

KELLY: ... De Laat. Ik spreek Nederlands en ik versta het ook heel goed.

JAN: Dat hoor ik, ja... (roept:) Sonja! 't Is mister Kelly, die komt kennismaken!

Sonja verschijnt meteen in de tussendeur, stralend.

SONJA: Oh, how nice! Pleased to meet you, mister Kelly!

JAN: (tussen zijn tanden) Als je van de duivel spreekt... (luider:) Hij spreekt Nederlands en hij verstaat het ook heel goed.

Sonja gaat op Kelly toe en hij staat beleefd op, kijkt haar lang en nadrukkelijk in de ogen en drukt haar dan de hand, waarna hij weer gaat zitten. Er valt even een onwennige stilte.

JAN: (tot Kelly) Een kopje koffie?

KELLY: That would be very nice!

Jan verdwijnt achter de tussendeur. Sonja gaat tegenover Kelly zitten.

SONJA: U bent euh...

KELLY: A musician, yes. (rondkijkend) Nice appartment you have here... Nice, nice, nice...

Stilte.
Jan verschijnt in de tussendeur met een dienblad waarop een thermos en drie kopjes, melk en suiker en een kannetje water.

JAN: Mevrouw Lemaire vertelde ons dat u bevriend was met wijlen meneer Dierickx... (hij zet het dienblad neer op de tafel en gaat zitten)

KELLY: A jolly good fellow, indeed.

JAN: Wij vroegen ons al af of u niet een paar van zijn boeken of zijn spullen wilde hebben, als aandenken aan uw vriend?

SONJA: (maakt aanstalten om Kelly in te schenken) Zal ik u inschenken, mister Kelly?

KELLY: Donald, please. Donald. And you are...?

SONJA: Sonja.

KELLY: Sonja. Nice, nice, nice.

SONJA: Koffie?

KELLY: Yes... Great! Thank you!

SONJA: (schenkt koffie in) Melk?

KELLY: No thanks.

SONJA: Suiker?

KELLY: No, no... I like it... strong and black! (lacht)

SONJA: (lacht) Sterk en zwart... (schenkt voor zichzelf en voor Jan koffie in) Jan drinkt hem slap en met veel melk en suiker... Koffie verkeerd, om zo te zeggen...

JAN: (glimlacht schaapachtig) Anders krijg ik hartkloppingen.

SONJA: Vandaar dat ik er altijd een kannetje water voor hem bij zet, want ik heb het ook liever euh... strong and black.

Ze lachen alle drie. Sonja gaat zitten.

JAN: U hebt nog altijd niet geantwoord op mijn vraag, meneer Kelly...

KELLY: Donald! Please say Donald!

JAN: ... Donald... Of u geen aandenken wilde van wijlen uw vriend? Al was het maar een boek of zo?

KELLY: No thanks... I know these books... And I don't need an euh... tastbaar aandenken aan my good old friend mister Deerick. I have a much better... aandenken. (hij wijst op zijn hoofd) Here... My memories...

JAN: Uw herinneringen...?

KELLY: So much lovely memories...

JAN: Juist.

SONJA: Er is anders ook een nogal speciale spiegel die...

JAN: (tot Sonja, snel) Hoe bedoel je?

SONJA: Ja, Jan... Ik heb het je nog altijd niet durven bekennen, maar...

JAN: Je hebt 'm weer naar binnen gehaald, hé? Achter mijn rug heb je 'm weer naar binnen gehaald?

SONJA: Ik kon het niet over mijn hart krijgen, Jan... De schrijfmachine heb ik laten staan voor het groot vuil, maar de spiegel... Ik heb 'm onder ons bed gestopt...

KELLY: (die onbegrijpend van de één naar de ander heeft zitten kijken) Pardon?

JAN: Verdomme, Sonja! Hoe kon je dat doen? Ik heb je nog zo gezegd dat ik dat ding hier niet meer in huis wilde hebben! (loopt af door de tussendeur)

SONJA: Jan? (kijkt hem na; dan tot Donald) Sorry euh... Donald. Een klein probleempje... Een klein meningsverschil tussen Jan en mij...

KELLY: Oh... I see...

SONJA: Sorry hoor.

KELLY: Never mind.

Sonja staat op om te kijken waar Jan blijft, opent de tussendeur.

SONJA: Jan?

Jan stormt haar voorbij met de spiegel in de handen en legt die voor Kelly op tafel.

JAN: U moet hem meenemen!

KELLY: I beg your pardon?

JAN: Als een aandenken aan uw goeie ouwe vriend meneer Dierickx! Neem hem mee!

KELLY: No, no... Dat kan ik toch niet doen? Het is goed zo, Jan... Het is heel goed zo! Mister Deerick zou het zo gewild hebben!

JAN: Hoe bedoelt u?

KELLY: Dat u de spiegel houdt... Net als de andere dingen van mister Deerick. His books, his little treasures...

JAN: Waarom zou meneer Dierickx dat goed gevonden hebben, mister Kelly? Vertel ons dat eens? Waarom zou hij dat goed gevonden hebben? Hij kénde ons niet eens!

KELLY: O, toch wel, my friend... He has seen you... (tot Sonja:) ... and you... lang voordat jullie naar Brussel kwamen.... Be sure, my friend... Doctor Deerick vond jullie zeer geschikte personen...

JAN: Waarom zegt u doctor? Was hij dan een geleerde?

SONJA: (bijna onhoorbaar; glimlachend) Zeer geschikte personen...

KELLY: Be sure, my friend... Hij was een zeer merkwaardig man, doctor Deerick. Dat moet u toch gemerkt hebben? Aan zijn boeken, om maar iets te zeggen? Hij had heel wat bijzondere kwaliteiten, doctor Deerick...

SONJA: En eentje daarvan was... dat hij in de toekomst kon kijken?

JAN: Waarom zegt u altijd DOCTOR Deerick, mister Kelly?

KELLY: (tot Sonja) Zo zou je het kunnen uitdrukken, ja... (staat op) And now, I must go... (kust Sonja galant de hand) Thank you for the coffee, Sonja... (schudt Jan de hand) It was a pleasure to meet you, John.

JAN: Jan.

KELLY: Really.

Hij draait zich om en gaat af door de deur naar de gang, Jan en Sonja verbluft achterlatend.

JAN: Wel heb je ooit...

SONJA: Toch een sympathieke vent, niet? En zo galant! Zo ouderwets galant! En dat voor een popster!

JAN: Een popmuzikànt, Sonja. En ik vond 'm... onbeschaamd. En arrogant. En...

SONJA: Hij heeft zo'n mooie ogen, vind je niet? Grote, vochtige, trouwe ogen. Net een lief waakhondje.
JAN: (zich steeds meer opwindend) Wat had je anders verwacht? Dat hij voor ons zou opdoemen als een Gezel van de Hellehonden? Nee, daar is deze bende veel te geslepen voor...

SONJA: Waar heb je het over, Jan?

JAN: Wat had je dan verwacht, hé? Dat hij zou stinken naar zwavel en pek, dat hij bokkepoten zou hebben en een wild heen en weer zwiepende staart?

SONJA: (bang) Jan!

JAN: Welk sinister spelletje wordt hier met ons gespeeld, Sonja?

SONJA: Hou op, Jan!

JAN: Néé... een Gezel van de Hellehonden hebben we niét ontmoet!

SONJA: Je bent gewoon jaloers, da's al!

JAN: Maar vraag jij je niet af wie of wat we dan wél ontmoet hebben!?

SONJA: Hou op!

JAN: (schreeuwend) En jij, Sonja? Vraag jij je dan helemaal NIKS af!?

Hij grijpt de spiegel van de tafel en loopt ermee naar de buitendeur.

JAN: Eén ding staat vast, Sonja! Die verdomde spiegel gaat de deur uit! En daar zal ik... nù!... persoonlijk!... zorg voor dragen!

SONJA: Het spijt me, Jan... Het was niet zo bedoeld... Ik...

JAN: Waarom heb je verdomme tegen me gelogen, Sonja? Waarom?

SONJA: Ik vond 'm alleen te mooi om weg te gooien en...

JAN: En nu gooi IK 'm in het kanaal, Sonja! Nu gooi IK 'm PERSOONLIJK in gruizelementen!

Hij opent de buitendeur en loopt met de spiegel af. Sonja loopt naar de buitendeur.

SONJA: Keer terug, Jan! Asjeblief! Keer terug! Laat me niet alleen! Asjeblief! Kom terug!

Ze zakt huilend in elkaar tegen de muur.
Black out.

ACHTSTE SCENE

Fade in: muzikale soundtrack. Fade in: schemerlicht.
Op de tonen van de muziek sluipen Johannes Dierickx, Jeanne Lemaire en Donald Kelly de kamer binnen door de buitendeur. Jan ligt in de sofa te slapen onder een deken. Johannes Dierickx hangt zijn portretfoto aan de achterwand, op de lege plek, binnen de omtrek. Donald Kelly draagt de schrijfmachine die hij net op dezelfde plek neerzet waar ze vroeger heeft gestaan. Jeanne Lemaire hangt de zwarte spiegel weer aan de haak aan de muur waar hij eerder heeft gehangen.
Als ze zijn verdwenen, komt Jan werktuiglijk recht - hij is nog geheel gekleed - en slaapwandelend loopt hij naar het rek waarop het houten popje staat. Hij begint het op het ritme van de muziek uit elkaar te nemen, er komt een tweede identiek popje uit dat hij eveneens uit elkaar neemt, enzovoort. Hij stalt de popjes voor zich uit op tafel. Nauwelijks is hij daarmee begonnen, of ook Sonja verschijnt in de tussendeur, eveneens slaapwandelend, in haar nachtjapon. Ze begint op het ritme van de muziek de popjes weer in elkaar te plaatsen en zet de pop uiteindelijk terug in het rek. Jan is ondertussen alweer op de sofa gaan liggen. Hij slaapt. Sonja verdwijnt weer door de tussendeur.
Licht en muziek fade out.
NEGENDE SCENE

Licht fade in.
De spiegel en de portretfoto van Dierickx hangen aan de achterwand, terwijl op de voorgrond de schrijfmachine staat.
Jan zit in de sofa naar de spiegel te staren. Sonja zit in haar nachtjapon aan tafel en kijkt star voor zich uit, zonder iets te zien.

JAN: (starend naar de spiegel) Ik zat daar maar te kijken naar mijn spiegelbeeld en me af te vragen hoe de spiegel in godsnaam hier in huis teruggekeerd kon zijn... Ik had 'm eigenhandig in het kanaal gegooid en ik had hooguit een half uurtje liggen dutten op de sofa... En toen ik wakker schrok, ik weet niet meer door welk geluid... schrok ik wakker door een gelùid?... toen hing ie daar weer... Triomfantelijk... En ik trok een grimas... En mijn spiegelbeeld grijnsde naar me... Triomfantelijk... Ik keek er een paar tellen naar... Toen rimpelde mijn gezicht en gleed dat andere gezicht over het mijne heen, het gezicht van een man die John heette en éénentachtig was. Deze keer joeg het me niet meer zo de stuipen op het lijf, Sonja. Het gezicht begon me vertrouwd voor te komen, alsof ik de eigenaar lang geleden goed had gekend. Toch voelde ik me ook nu weer misselijk worden. Duizelig liet ik me terug in de sofa vallen... Ik sloot m'n ogen en... (staat op en gaat tot bij haar) Wat gebeurt er toch met mij, Sonja!?

SONJA: (staat op en omhelst hem) Laat me niet meer alleen, Jan...

JAN: Als jij me niet meer alleen laat...

SONJA: Ik laat je nooit meer alleen...

JAN: We mogen geen ruzie meer maken, hé?

SONJA: Nee... Geen ruzie meer...

JAN: Heb jij... Heb jij ook...?

SONJA: Of ik ook zo vreemd gedroomd heb vannacht?

JAN: Ja...

SONJA: Ik... ik weet niet of...

JAN: (rilt onbedaarlijk) Ik heb koorts...

SONJA: Een griepje?

JAN: Ik voel me misselijk en duizelig en ik heb koorts...

SONJA: Koortsdromen... Misschien zijn het alleen maar koortsdromen...

JAN: Denk je?

SONJA: Ik heb ze hier naar binnen zien sluipen... Johannes Dierickx...

JAN: Hij is dood...

Sonja kijkt naar de portretfoto aan de muur.

SONJA: Ik heb hem gezien. Hij hing zijn foto aan de muur. Ik heb het met mijn eigen ogen gezien... De foto die bij mevrouw Lemaire op de schoorsteen stond... Dierickx... Johannes Dierickx... Hij is niet dood...

JAN: ... niet dood?

SONJA: Heb jij het dan niet gezien?

JAN: Ja... Maar ik vraag me af wie... wàt ik in feite heb gezien, Sonja...

SONJA: Hoe dan ook, je hebt gelijk... We mogen niet op de vlucht slaan... Onze kop niet in het zand steken... We mogen niet doof zijn voor de waarheid... Ze spélen een spelletje met ons... Je hebt gelijk, Jan... Ze spelen een sinister spelletje met ons.

JAN: Ik lag op de sofa en ik sliep... en toch zag ik hoe ze die vervloekte schrijfmachine naar binnen brachten en weer op zijn ouwe plaats zetten...

SONJA: Die heb ik heus buiten laten staan voor het groot vuil, Jan... Geloof je mij?

JAN: Natuurlijk geloof ik jou.

SONJA: Ik zag ze naar binnen sluipen... In mijn droom... Ik zag ze de schrijfmachine daar neerzetten. Net als jij...

JAN: Koortsdromen... Alleen maar koortsdromen...

SONJA: Het moet mevrouw Lemaire zijn die erachter zit...

JAN: Mevrouw Lemaire en mister Kelly...

SONJA: Zij hebben ervoor gezorgd dat de vuilnismannen de schrijfmachine niet meenamen...

JAN: Zij hebben de spullen van meneer Dierickx naar zijn schatkamer laten terugkeren... (kijkt naar de spiegel) En het spiegelbeeld dat mij nu in mijn dromen parmantig toegrijnst, Sonja, is éénentachtig... is de grootste magiër aller tijden... is John Dee... en tegelijk, op één of andere manier... ook Johannes Dierickx...

Ze lopen naar de spiegel, kijken ernaar.

SONJA: Nu blijft hij zwart.

JAN: Zwart als de nacht.

Sonja reikt naar de spiegel, maar trekt dan haar hand terug, alsof ze zich verbrandde.

JAN: Wat doe je?
SONJA: Ik wilde 'm vastpakken... Maar... Maar hij is warm... Hij is heet... Bloedheet!

Sonja rent weg en verdwijnt door de tussendeur. Jan reikt naar de spiegel, maar komt nog niet halverwege.

JAN: Mijn handen zijn mijn handen niet meer... Ze gehoorzamen mij niet langer... Ik heb geen macht meer over mijn spieren...

Sonja verschijnt in de tussendeur met een paar kartonnen dozen. Ze begint er de boeken in te gooien.

JAN: Sonja...? Wat doe je, Sonja?

SONJA: Ze moeten het huis uit. Als we de spiegel niet meer mogen aanraken, dan moeten al zijn andere spullen het huis uit. De boeken... (gooit er het Russische houten popje bij) Dat verschrikkelijke popje...

JAN: (neemt de schrijfmachine op) En de schrijfmachine... Ik zal nog maar eens een tweede poging doen en ze in het kanaal gooien... Kan mister Kelly het ding er achter m'n rug weer uitvissen...

Jan maakt aanstalten om met de schrijfmachine naar de buitendeur te gaan. Sonja gaat met een volle doos boeken, waarin ook het popje ligt, achter hem aan. Jan zet de schrijfmachine neer en legt zijn hand op de deurklink van de deur naar de gang. Op dat ogenblik wordt er twee keer op de deur geklopt. Sonja zet de doos neer.

JEANNE: (OFF) Sonja...? Jan...?

JAN: (gedempt) Mevrouw Lemaire, verdomme!

SONJA: (gedempt) Niet opendoen, Jan! Niet opendoen!

JEANNE: (OFF) Ik weet wel dat jullie er zijn, Jan en Sonja!

SONJA: Laat ze niet binnenkomen, Jan! Laat ze iet binnenkomen!

JEANNE: (OFF) Doe open! Het heeft geen zin verstoppertje te spelen!

JAN: (boos) Zozo, dan denkt dat serpent ons nog de les te kunnen lezen!

Jan opent de deur met een ruk en mevrouw Lemaire komt binnen.

JAN: (bars) Bent u in ons appartement geweest, mevrouw Lemaire?

JEANNE: (kijkend naar de schrijfmachine en de doos aan de voeten van Sonja) Jullie doen de boeken van meneer Dierickx toch niet van de hand?

JAN: U hebt die ouwe schrijfmachine weer naar binnen gebracht, hé? We hadden ze buiten op de stoep gezet, voor het groot vuil, maar u hebt ze weer naar binnen gebracht! Om nog maar te zwijgen van die verdomde spiegel! Eén van jullie is me achterna gegaan, vannacht! Jullie hebben mij de spiegel in het kanaal zien gooien en toen hebben jullie hem er om god weet welke reden weer uitgevist en hier opgehangen, terwijl wij sliepen!

JEANNE: Ben je uitgeraasd, Jan? Mag ik je dan eindelijk een vraag stellen? Jullie doen de spullen van meneer Dierickx toch niet van de hand, hé?

SONJA: Waarom zouden we die dingen niet...?

JEANNE: Omdat jullie zeer geschikte personen zijn, dààrom! Ik heb het wel gemerkt en ik vergis me zelden... Ik heb het metéén gezien...

JAN: Wat heeft dit spelletje van u voor zin, mevrouw Lemaire?

JEANNE: Het is goed zo, Jan... Wees gerust, het is goed zo...

SONJA: Waarmee hebt u de spiegel behandeld? Ik probeerde 'm aan te raken, maar hij is bloedheet!

JEANNE: Mooi, mooi, mooi... Meneer Dierickx zou het zo gewild hebben.

JAN: Meneer Dierickx! Meneer Dierickx! Wij hebben niks te maken met ùw meneer Dierickx, mevrouw Lemaire! En wij willen niks met hem te maken hebben ook!

JEANNE: Maar jullie hebben al àlles met hem te maken, Jan... Jullie wonen toch in zijn kamers? En meneer Dierickx hield er zo van dat al zijn spulletjes op hun welbepaalde plaats stonden...

SONJA: En daarom hebt u de schrijfmachine weer naar binnen gebracht en de spiegel uit het kanaal gevist en weer aan de muur gehangen? Daarom hebt u ten slotte zelfs zijn foto hier weer binnen gebracht!

JEANNE: (kijkt naar de portretfoto aan de muur) Ik heb een leven lang zijn kamers voor hem schoongemaakt en op orde gehouden... Iedere week weer... En dan keek ik af en toe even op... dan bekeek ik af en toe even het portret van meneer Dierickx... (wijst) Op die plek... aan de muur...

SONJA: Maar waarom...?

JEANNE: De macht van de gewoonte is sterk... Op een vaste dag in de week ruimde ik het appartementje van meneer Dierickx op... Ik word langzaam maar zeker een oude dame, Sonja...

JAN: (ongelovig) Een oude dame?

JEANNE: Soms ben ik een beetje verward... Ik zal er niet bij nagedacht hebben dat meneer Dierickx dood is en... Enfin, het spijt me... Maar de macht van de gewoonte is zo sterk... Zo sterk... Zonder erbij na te denken heb ik de kamers van meneer Dierickx schoongemaakt en al zijn spullen op hun welbepaalde plaats gezet... Kunnen jullie mij dat vergeven?

Zij draait zich om, zonder te wachten op een antwoord, en stapt kordaat de kamer uit, de deur hard achter zich dichtslaand. Jan en Sonja staren verbijsterd naar de gesloten deur.

JAN: Schoonmaken en opruimen... Ik hoop dat het in de prijs begrepen was, mevrouw Lemaire! (begint waanzinnig te giechelen) Ik ben namelijk niet van plan daar extra voor te betalen, mevrouw Lemaire! Over schoonmaken of opruimen stond niets in ons huurcontracht! Helemaal niks, mevrouw Lemaire! Zelfs niet in piepkleine lettertjes! Helemaal niéts stond er over schoonmaken en opruimen in ons huurcontract! Helemaal niéts!

Jan eindigt met een waanzinnige schaterlach. Sonja krimpt huilend in elkaar, op de grond.
Licht fade out.

TIENDE SCENE

Schemerlicht fade in. Muzikale soundtrack fade in.
Op het ritme van de muziek zet Sonja de schrijfmachine op de tafel en pakt ze de boeken en het popje weer uit, dat ze eveneens weer op zijn plaats zet. Tegelijk is Jan verschenen met een paar kleerhangers waarover het ouderwetse kostuum gedrapeerd is, waarin Johannes Dierickx gekleed gaat en waarmee hij ook geportretteerd werd. Op het ritme van de muziek kleedt Jan zich tot op zijn slipje uit en gooit hij al zijn kleren in de lege doos van Sonja. Daarna begint hij de kleren van Johannes Dierickx aan te trekken.

STEM JEANNE:
Kijk in de spiegel, Sonja. Kijk in de spiegel aan de wand.


Diaprojectie in de spiegel: een portretfoto van Jeanne Lemaire. Sonja kijkt in de spiegel.

STEM JEANNE:
Wat zie je daar, Sonja? Wie zie je in de spiegel?

STEM JOHANNES:
Kijk in de spiegel, Jan... Kijk in de spiegel aan de wand.

Diaprojectie: de portretfoto van Johannes Dierickx. Jan kijkt in de spiegel.


STEM JOHANNES:
Wat zie je daar, Jan? Wie zie je in de spiegel?

Diaprojectie: de portretfoto van Jeanne Lemaire.

STEM JEANNE:
Kijk mij diep in de ogen, Sonja... Kijk mij diep in de ogen, diep in de ogen...

Diaprojectie: de portretfoto van Johannes Dierickx.

STEM JOHANNES:
Kijk mij diep in de ogen, Jan... Kijk mij diep in de ogen, diep in de ogen...

Diaprojectie: de portretfoto van Jeanne Lemaire.

STEM JEANNE:
Kijk jezelf diep in de ogen, Sonja... Kijk diep in je ogen...

Diaprojectie: de portretfoto van Johannes Dierickx.

STEM JOHANNES:
Kijk jezelf diep in de ogen, Jan... Kijk diep in je ogen...

Diaprojectie: de portretfoto van Jeanne Lemaire.

STEM JEANNE:
Wat zie je daar? Wie zie je daar?

Diaprojectie: de portretfoto van Johannes Dierickx.

STEM JOHANNES:
Wat zie je daar? Wie zie je daar?

Terwijl Jan in de spiegel kijkt, zet hij de hoed van Dierickx op en hangt hij zijn das recht.

Diaprojectie: het portret van John Dee.
Diaprojectie, licht en muziek fade out.

ELFDE SCENE

Licht fade in.
Muzikale soundtrack fade in. In de soundtrack is de klank verweven van een ouderwetse mechanische schrijfmachine, waarop gewerkt wordt.
Sonja zit roerloos in de sofa naar de spiegel te staren. Ze heeft een brief in haar handen. Jan komt op door de tussendeur in het pak van Dierickx. Hij paradeert heen en weer voor Sonja, maar zij kijkt star voor zich uit, dwars door hem heen.
Jan gaat achter de schrijfmachine zitten, die op de tafel staat. Hij maakt zich klaar om aan het typen te gaan en precies op dat moment horen we de klanken van een typende schrijfmachine. Hij gaat niet aan het werk, trekt zijn handen terug, kijkt naar Sonja.
Muziek fade out.
Jan loopt tot voor Sonja.

JAN: Kijk es, Sonja... Mevrouw Lemaire heeft nog veel meer gedaan dan schoonmaken en opruimen! In mijn kleerkast heeft ze zelfs het zondagse pak van meneer Dierickx gehangen, vers uit de droogkuis, compleet met hoed, das, hemd en schoenen!

SONJA: Weer één van haar dwaze spelletjes.

JAN: Het zit mij als gegoten. Leuk hé? (als Sonja niet reageert, met een knik naar de schrijfmachine) Wie heeft die op de tafel gezet? (als ze niet reageert, grijnst hij) Nou, doet er ook niet toe... Ik kan ze gebruiken om mijn vertaalwerk op te typen. Ik heb nooit erg veel van computers gehouden. Tekstverwerkers, bah! Nee, geef mij dan maar zo'n lekker ouwerwetse vooroorlogse schrijfmachine, waar je op mag rammen en beuken dat horen en zien vergaan en waar zo'n gek belletje aan zit dat om de haverklap...

Jan verzet de wagen, zodat de bel van de schrijfmachine gaat. Hij begint weer uitbundig te lachen.

SONJA: Er zat een brief onder de deur.

JAN: (houdt op met lachen) Hé?

SONJA: Op de bus beneden staat nog altijd 'Dierickx J.', net als op het plaatje bij de bel. Misschien was het een nieuwe postbode, die niet wist dat meneer Dierickx al een tijdje dood is en de brief daarom gewoon in onze bus heeft gestopt. Die lieve mevrouw Lemaire zal natuurlijk weer zo verstrooid geweest zijn, dat ze eenvoudig vergéten is dat meneer Dierickx alweer een hele tijd onder de groene zoden ligt. En de macht van de gewoonte zal zo sterk geweest zijn, dat ze de brief onder onze deur heeft gestopt, zoals ze waarschijnlijk altijd voor meneer Dierickx heeft gedaan, een leven lang, iedere ochtend weer.

JAN: Het geeft niet, Sonja... We hadden toch afgesproken dat we ons door die dwaze spelletjes van haar niet meer op de kast zouden laten jagen, hé? Als mevrouw Lemaire en mister Kelly zo hard hun best willen doen om de dode meneer Dierickx op een kunstmatige manier in leven te houden, dan moéten ze dat maar doen. Als zij dwaze spelletjes willen spelen, nou, dan spelen wij die gewoon méé! Dat was toch de afspraak, hé?

SONJA: Ik weet niet meer of het zo'n goeie afspraak was, Jan... De dromen...

JAN: Inbeelding! Gewoon inbeelding! We zijn een beetje ziekjes geweest, da's al. We hebben allebei een beetje koorts gehad en dan krijg je nu eenmaal van die nare dromen, en als je allebei net hetzelfde hebt meegemaakt, is het niet meer dan logisch dat je allebei zo ongeveer hetzelfde droomt.

SONJA: Denk je?

JAN: Ik ben er zeker van.

SONJA: Vannacht droomde ik dat jij... (kijkt hem nu voor het eerst aan) ... dat jij die kleren aantrok! De kleren van meneer Dierickx!

JAN: (kijkt naar de kleren die hij aan heeft, dan naar de brief) Van wie komt die brief?

SONJA: Van één of ander sensatieblad.

JAN: Je hebt hem al geopend?

SONJA: Ja. Ik lette niet zo op de naam die erop stond, ik scheurde 'm open en...

JAN: Heb je hem ook al gelezen?

SONJA: Ja... Ik kon niet anders. Ik...

JAN: En?

SONJA: Lees zelf maar.

Jan neemt de brief uit de handen van Sonja en leest hem vluchtig door. Er breekt een grijns door op zijn gezicht.

JAN: Nee maar! Dàt is pas leuk! Meneer de hoofdredacteur wil dus graag even informeren bij de geachte heer Johannes Dierickx waarom hij de jongste weken geen afleveringen meer heeft ingestuurd van zijn astrologische rubriek In De Sterren Geschreven.

Jan begint nadenkend te ijsberen en praat daarbij meer tot zichzelf dan tot Sonja.

JAN: Wordt hem dat misschien nog steeds onmogelijk gemaakt door zijn ziekte? Zo ja, is het dan mogelijk een teken van leven te geven, zodat men eventueel voor een vervanger kon zorgen?

SONJA: Een teken van leven...

JAN: Het is met andere woorden zo klaar als een klontje dat de geachte heer Johannes Dierickx de horoscopen verzorgde voor dat weekblad en dat de redactie nog niet weet dat hij is overleden.

SONJA: Een vervanger... Ze zoeken een vervanger...

JAN: (blijft staan; met een schaterlach) Wat zit je daar zo sip te kijken, Sonja? Begrijp je het dan niet? Het uur der wrake is aangebroken! Eindelijk kunnen we revanche nemen op mevrouw Lemaire en al die anderen die ons hebben opgescheept met de vervloekte nagedachtenis van die verdomde meneer Dierickx!

SONJA: Ze zoeken een vervanger...

JAN: (uitgelaten) In een kartonnen doos in de WC ligt nog een stapel oude exemplaren van dat weekblad waarvoor meneer Dierickx werkte. Als ik zijn rubriek nu eens grondig doornam, om mij zijn stijl eigen te maken... En als ik dààrna eens achter zijn vooroorlogse schrijfmafchine ging zitten... En als ik dan ten slotte in de huid van de geachte heer Dierickx zou kruipen en...

SONJA: (springt op) Dat kun je niet doen, Jan!

JAN: O nee? En waarom niet, als ik vragen mag?

SONJA: Het is niet... niet jùist!

JAN: We spelen hun spelletje mee, Sonja! En ondertussen draaien we ze een loer waar ze niet goed zullen van zijn! Dan zal het vlug uit zijn met die onzin!

SONJA: Maar ze... ze zoeken een vervanger!

Licht fade out. Muzikale overgang.

TWAALFDE SCENE

Geratel van een schrijfmachine. Licht fade in.
Jan zit aan de tafel te typen, met een stapel oude weekbladen naast hem, in het pak van Dierickx. Sonja zit in de sofa star naar de spiegel te staren.

JAN: (typend) Het wordt een dag waarop noch een interessante ontmoeting, noch een hoogoplopend meningsverschil zijn uitgesloten, waarde Ram. Het dubbelspel dat u speelt is gevaarlijk, Tweelingen. Schorpioenen met kinderen moeten vandaag meer oog hebben voor de hulpsignalen die zij uitzenden. Zorg ervoor dat u die belangrijke afspraak niet mist, Boogschutter!

Jan houdt op met typen, kijkt naar Sonja.

JAN: Het is heus niet moeilijk zo'n horoscoop in elkaar te knutselen.

Hij staat op, loopt naar een boekenrek, neemt er een paar boeken uit.

JAN: Zijn handtekening nabootsen, kan ook al geen probleem opleveren.

Hij legt de boeken op tafel, slaat ze open, bestudeert ze.

JAN: Meneer Dierickx heeft de onhebbelijke gewoonte zijn boeken te voorzien van een handtekening... Voorbeelden zàt!

Hij gaat zitten en begint de handtekening in te oefenen, schrijvend op een vel papier.

JAN: In een begeleidend briefje zal ik schrijven dat ik nauwelijks hersteld ben van mijn zware ziekte en dat mijn hand nog zwak en beverig is. (lacht) Maar vanaf dit moment mag de geachte heer hoofdredacteur er zeker van zijn dat mijn rubriek zijn blad weer iedere week zal bereiken...

Hij staat op, loopt tot pal voor Sonja, maar zij kijkt hem niet aan.

JAN: Als ze een vervanger zoeken, dan kunnen ze er één krijgen, Sonja! (gaat weer zitten, met binnenpretjes:) En wat voor één!

Er wordt twee keer op de buitendeur geklopt. Sonja rent weg door de tussendeur. Jan schenkt er geen aandacht aan.

JAN: De deur is open! Kom maar binnen!

Mevrouw Lemaire komt binnen, in nachtjapon.

JEANNE: Neem me niet kwalijk... Maar ik hoorde u typen en ik dacht zo...

Ze werpt een blik op het blad papier in de schrijfmachine.

JEANNE: Mooi, mooi, mooi...

Ze werpt een blik op het blad waarop Jan de handtekeningen heeft ingeoefend.

JEANNE: Goed zo, meneer euh...?

JAN: (met een zwierige buiging) Zegt u toch Johannes, mevrouw Lemaire!

JEANNE: Johannes, ja.. Al noem ik je nog altijd liever John, my dear.
JAN: Johannes... John... Jan... Wat maakt het uit, mevrouw Lemaire?

JEANNE: Noem jij mij dan weer Jane, my dear?

JAN: Jane?

JEANNE: Niet langer mevrouw Lemaire of zelfs niet Jeanne, maar weer Jane, my dear... Zoals vroeger.

JAN: Jane Fromond.

JEANNE: Ja...

JAN: Zo heette de vrouw van John Dee.

JEANNE: Ja...

Ze neemt hem bij de hand mee naar de sofa.

JEANNE: Want zo is het goed, my dear...

Ze drukt hem neer op de sofa.

JEANNE: Zo wordt het weer net als vroeger...

Ze vlijt zich naast hem neer.

JEANNE: Kijk me maar diep in de ogen, my dear...

Ze begint met hem te vrijen.
Johannes Dierickx komt de kamer binnen door de buitendeur. Hij kijkt naar Jeanne die vrijt met Jan. Hij grijpt naar zijn hoofd en lijkt een flauwte te krijgen, zakt neer op de stoel achter de schrijfmachine. Jeanne en Jan lijken hem niet op te merken.

JEANNE: Hoe ver ben je al teruggekeerd, John? Hoe ver? Zal ik mij ook al terugtrekken in een geschikte persoon, John? Om ook terug te keren? Of moet ik nog een beetje geduld oefenen, John? Moet ik nog wat wachten, John?
Licht fade out.

DERTIENDE SCENE

Schemerig licht fade in. Muzikale soundtrack fade in.
Diaprojectie in de omtrek van de zwarte spiegel: de portretfoto van Jeanne Lemaire.
Johannes Dierickx zit achter de schrijfmachine en doet of hij typt, op het ritme van de muziek. Eveneens op het ritme van de muziek komt Sonja op met een kleerhanger waarover de kleren van mevrouw Lemaire hangen, door de tussendeur. Johannes houdt op met typen. Sonja begint zich uit te kleden, starend naar de spiegel.

SONJA: Zullen we naar mijn appartement gaan, my dear?

JOHANNES (zwak) We zijn al in jouw appartement, Jane.

SONJA: Hebben wij hiér dan... heel die tijd... samengeleefd...? Johannes...?

JOHANNES (met een vermoeid armgebaar) Dit alles is even goed van mij als van jou, my dear.

SONJA: En jij bent niet dood.

JOHANNES Nog niet. Maar er rest dit lichaam niet veel tijd meer, my dear...

SONJA: (naakt op haar slipje en beha na, rillend) Ik voel mij zo vreemd, hier...

JOHANNES Ook Johannes heeft dat gevoel gehad, Jane... Ook Jeanne...

SONJA: Dat je een vreemde bent in deze kamers, en dat de voorwerpen die je omringen je tegelijk zo eigenaardig bekend en vertrouwd voorkomen?

JOHANNES Zo... Ja.

SONJA: Alsof er ogen... ogen verborgen zitten achter die boekenrekken... Dode ogen die je onafgebroken aanstaren... Die naar je gluren... Al je bewegingen volgen...

Sonja begint de kleren van mevrouw Lemaire aan te trekken, nog steeds op het ritme van de muziek.

JOHANNES Alsof er oren verborgen zijn in de kasten om je heen... onder dit tafelblad... in die sofa... Ze horen zelfs je geheimste, je intiemste gedachten...

SONJA: En de zee van boeken die je omringt, ruist zacht en fluistert je betoverende verhalen in van verre stranden en onbekende landen...

JOHANNES (grijpt naar haar) En de stoelen komen tot leven en strekken hun magere vingers naar je uit om je vast te grijpen en weg te duwen in dikke tapijten, in poelen van drijfzand waarin je verzinkt, steeds dieper zinkt, steeds verder weg van de werkelijke wereld die je altijd hebt gekend...

SONJA: (paradeert om hem heen in de kleren van mevrouw Lemaire) Is het mogelijk?

JOHANNES Is het mogelijk dat de plaats waar een mens een leven lang heeft gewoond een zekere invloed uitoefent op een buitenstaander?

SONJA: Elke plooi, elke hoek, elk vlak, elk voorwerp ademt hier de geest uit van Johannes Dierickx.

JOHANNES En van Jeanne Lemaire.

Jeanne Lemaire komt de kamer binnen, in haar nachtjapon. Diaprojectie: John Dee.

JEANNE: Van John Dee.

Kelly komt de kamer binnen.

KELLY: Jane Fromond.

Jeanne en Kelly beginnen een dans om de tafel heen, waar Johannes zit, achter Sonja aan, die hen telkens weer ontsnapt - dit alles op het ritme van de muziek.

JOHANNES Zij zijn overàl aanwezig.

JEANNE: Nog altijd.

KELLY: For ever and ever and ever...

SONJA: Misschien te vluchtig om écht te zien, omdat ze niet thuishoren in deze werkelijkheid, in deze tijd...

JEANNE: Maar niettemin bijna tastbaar soms.

JOHANNES Bijna hoorbaar.

KELLY: In this room, where his ghost...

SONJA: ... nog steeds rondwaart! Jullie... éten mij!... Eten mij op! Ga weg, ga weg, ga weg!

JOHANNES Je bent niet meer dan een eenzame microbe, meisje...

JEANNE: ... die een vreemd lichaam is binnengedrongen...

KELLY: ... and now...

JEANNE: ... langzaam maar zeker door dat lichaam...

JOHANNES ... onschadelijk wordt gemaakt...

SONJA: Opgenomen! Ga weg!

JEANNE: Wij passen je aan, meisje...

JOHANNES ... aan een nieuwe omgeving...

JEANNE: ... aan Johannes Dierickx...

KELLY: He's dead... Almost...

JOHANNES Bijna dood...

KELLY: Dead...

JEANNE: Schijndood...

SONJA: Aangepast aan een nieuw leven...

KELLY: A new life!

SONJA: ... in een ander lichaam... laat mij!... laat mij met rust! Ga weg!

KELLY: Another body!

JOHANNES De metamorfose...

JEANNE: De zielsverhuizing...

KELLY: ... is almost...

JEANNE: ... is bijna voltrokken, meisje!

Licht en muziek fade out.

VEERTIENDE SCENE

Licht fade in.
Met het bovenlichaam over de schrijfmachine gevallen, zit Johannes Dierickx roerloos op een stoel. In identieke kleren staat Jan naast hem, stijf rechtop, roerloos. In de sofa ligt Jeanne Lemaire, roerloos.
Er wordt twee keer op de buitendeur geklopt.

JAN: Kom binnen!

KELLY: (OFF) Ben jij that, John?

JAN: Ik ben het, Edward.

Kelly komt binnen en kijkt Jan onderzoekend aan.

KELLY: Hello John.

JAN: Dag Edward. Kom binnen, Edward.

KELLY: Thanks, John.

JAN: Ga zitten, Edward. (wijst naar een vrije stoel aan de tafel) Waaraan heb ik de eer van je bezoek te danken, Edward?

KELLY: (gaat zitten tegenover het lijk van Johannes) Ik snàkte gewoon naar een kop koffie, John.

JAN: Die komt eraan, Edward. (roept:) Jane!

Sonja steekt haar hoofd door de tussendeur.

KELLY: Hello Jane!

SONJA: Hallo Edward.

JAN: Kunnen we koffie krijgen, Jane?

SONJA: Komt eraan, John.

Sonja trekt zich weer terug achter de deur. Jan gaat tussen Kelly en het lijk van Johannes zitten. Ze lijken het lijk niet op te merken. Kelly neemt Jan onderzoekend op.
Sonja verschijnt met het dienblad met de koffie en de benodigdheden, die ze op tafel zet.

KELLY: Zal ik inschenken?

SONJA: Graag.

KELLY: Drink je 'm zwart, John? Sterk en zwart zoals Johannes? Of hou je 't liever bij koffie verkeerd, zoals Jan?

JAN: Maakt mij niks uit.

SONJA: John kénde niet eens koffie.

JAN: Ik drink liever thee.

KELLY: En jij, Jane?

SONJA: Ik ook.

KELLY: Nice, nice, nice. Dan is de euh... zielsverhuizing... tot een goed einde gebracht?

SONJA: (glimlacht) De metamorfose is compleet. Mooi, mooi, mooi.

KELLY: (glimlacht) Nou ja, helemààl perfect lukt het dus nooit. Er blijft altijd wel een minimaal restje achter van de geest van de gastheer of de gastvrouw.

Hij staat op, gaat tot bij mevrouw Lemaire, knielt bij haar neer en voelt haar pols.

KELLY: Haar lichaam heeft vannacht de geest gegeven?

SONJA: Ja.

Kelly gaat tot bij meneer Dierickx, legt zijn hand op diens hoofd.

KELLY: We wisten dat zijn oude lijf het niet lang meer zou maken... We moesten dus dringend op zoek naar een gastheer voor John... En een passende nieuwe gastvrouw voor Jane... Johannes heeft eveneens vannacht de geest gegeven?

JAN: Ja.

KELLY: Definitief?

JAN: Ja.

Er valt een stilte, waarin Kelly nog een laatste maal Jan onderzoekend opneemt en dezelfde onderzoekende blik ook op Sonja laat rusten.

KELLY: Ik kwam even kijken of de metamorfose... naar wens was verlopen. Ik heb zo de indruk dat dat inderdaad het geval is. Vanaf nu zullen jullie moeten wennen aan jullie nieuwe identiteit... John, Jane...

SONJA: Ja.

KELLY: Vanaf nu zal ik jullie weer Jan en Sonja noemen, okay?

JAN: Okee.

KELLY: Voor de rest... no problems?

JAN: Af en toe zijn er nog... stemmen.

KELLY: Stemmen... Precies... Die zullen er altijd zijn euh... Jan. Van al de mensen bij wie je in de loop der tijden te gast bent geweest...

SONJA: Een popje in een popje in een popje...

KELLY: Ook ik heb alleen het omhulsel, alleen het lichaam van Donald Kelly. In werkelijkheid ben ik Edward Kelly... (richt zich tot Jan:) ... jouw assistent... Dat weet je toch, Jan?

JAN: Natuurlijk.

KELLY: Wij drietjes zijn al eeuwen lang bij elkaar... (wijst naar de spiegel) ... dank zij dat daar.

JAN: Mijn zwarte spiegel...

Fade in: muzikale soundtrack.
Terwijl de spiegel licht begint uit te stralen, dimt het overige licht.

KELLY: Hij slorpt de geest op van wie er lang en intens genoeg in kijkt en bewaart die tot iemand anders, tot een geschikt persoon er op zijn beurt in kijkt. En dan... in zekere omstandigheden... met behulp van bepaalde rituele en formules... is een terugkeer mogelijk. Metempsychose heet dat. Zielsverhuizing.

JAN: (staart naar de spiegel) Ik keek naar mijn spiegelbeeld... Jan, Johannes, John...

SONJA: (staart naar de spiegel) Jane, Jeanne, Sonja...

JAN: Ik voelde mij een vlieg in een spinneweb... en de vlieg zoog... en zoog al mijn bloed op, mijn herinneringen en mijn gedachten, al wat ik was...

SONJA: ... en maakte zich klaar om ze uit te spuwen... andere herinneringen en andere gedachten... in dit oude nieuwe lichaam over te hevelen...

JAN: Er kwam een moment waarin ik niet meer leek te kijken met menselijke ogen, maar met het vlakke oog van een spiegel.

SONJA: Ik zag alleen maar duisternis, maar ik had geduld, want ik had tijd zat.

JAN: Ik had alle tijd van de wereld, ik hoefde alleen maar te wachten op een gastheer! En toen week de duisternis en stroomde het licht toe en... werd ik een ander...

SONJA: ... werd ik een ander ik...

KELLY: (reikt hen de hand) Zo hebben wij het eeuwig leven gevonden, mijn vrienden...

Ze richten zich naar de zaal.

SONJA: In altijd nieuwe, in altijd jonge lichamen...

JAN: Een oude droom van de alchemisten... De eeuwige jeugd...

KELLY: Forever young!

Het licht dimt. Het wordt donker.
Alleen de spiegel straalt nog licht uit.
De muzikale soundtrack gaat naar een climax.

Einde.