Heksenhamer - deel 2 van de griezelige thriller van Patrick Bernauw

TWEEDE BEDRIJF

Licht fade in. De commissaris en Linda - in doktersjas - zetten een bureau op de lege scène, en brengen daarna ieder een stoel mee. De commissaris gaat zitten achter het bureau, Linda gaat af.

EERSTE TAFEREEL

COMM.: (tot het publiek, alsof hij een lezing houdt)
Ah... Hoe makkelijk is het niet, spoorloos te verdwijnen in Brugge!
Dat weet ik nù... Had ik dat toén maar geweten...
Hoeveel jonge meisjes zijn al niet reddeloos verloren gelopen in deze sferen van voze romantiek, als in een verhaal van Georges Rodenbach!
Ik had moeten weten dat in Bruges-la-Morte de klokken slechts het stof van klanken om zich heen strooien... dat de beiaard hier niet het nieuwe uur slaat, maar de dood van het uur...
Ik had de heksenflora moeten zien, die nog steeds welig tiert tussen de straatstenen... Ik had de geur van zwavel en pek moeten ruiken, die nog steeds zwaar tussen deze muren hangt... Ik had moeten luisteren naar de nachtegalen van het Minnewater, ingetogen zingend over een wereld die voor de meesten onder ons altijd onbereikbaar zal blijven, hoe nabij hij soms ook lijkt...

Linda - in witte doktersjas - verschijnt, observeert hem, noteert.

COMM.: Maar ik zag niéts.
Ik rook niéts.
Ik luisterde naar niéts.
Naar niemand...

Licht fade out.

TWEEDE TAFEREEL

Licht fade in.
Tania stormt naar binnen.

TANIA: Commissaris Verdonck?

COMM.: Ja?

TANIA: Ik heb een aangifte te doen! Van vermissing... Of vermisting... Enfin... er wordt iemand vermist!

COMM.: Ga zitten.

TANIA: (gaat zitten)
Dank u.

COMM.: Ik luister.

TANIA: Het gaat niet over mij...

COMM.: Dat zie ik ook wel.

TANIA: (verlegen glimlachje)
Ik ben een beetje in de war, vrees ik.

COMM.: Doet u maar rustig aan, mevrouwtje... Of is het juffrouw?
(als Tania niet reageert)
Zal ik een kopje koffie voor u halen?

TANIA: Ja... Ja dank u...

De commissaris gaat af. Tania wiebelt nerveus heen en weer op haar stoel. De commissaris keert terug met een beker koffie.

COMM.: Zie, dat kalmeert de zenuwen... Alhoewel het de gezondheid schaadt.
(geeft Tania het kopje en gaat zitten)
Vertelt u me eerst maar even wie u bent.

TANIA: Tania Devriend. Maar ik ben hier niet voor mezelf, zoals ik al zei.

COMM.: Precies. Voor wie bent u hier dan wel?

TANIA: Voor mijn zus. Karen Dedonker. Mevrouw Stookers.

COMM.: (noteert)
Stookers... Met twee o's?

Tania knikt.
COMM.: De Donker, twee woorden? En met ck?

TANIA: Eén woord. En alleen met k.

COMM.: (noteert)
Eén woord. K.

TANIA: Er is iets mis met haar man, meneer de commissaris!

COMM.: Naam?

TANIA: Sam. Sam Stookers.

COMM.: (noteert)
Sam. Juist.

TANIA: O ik weet niet waar ik moet beginnen!

COMM.: Probeer het begin eens, mevrouw Devriend!

TANIA: Het begin, ja... Het begin... Sam Stookers... haar man... is schrijver.

COMM.: Schrijver?

TANIA: Van horror-romans.

COMM.: Juist, ja. Het genre van de spoken en de weerwolven?

TANIA: En van de vampiers en de heksen...

COMM.: De psychopaten met cirkelzagen...

TANIA: Nee, dàt niet... Hij schrijft alleen over... bovennatuurlijke zaken. Niet over psychopaten.

COMM.: Geen psycho dus? Heb de film gezien. Vond er niks aan.

TANIA: Ik hou ook niet erg veel van... van het genre, commissaris. En ik geloof ook helemaal niet in spoken of heksen of zo... Maar als je zo'n verhaaltje leest, ga je er soms, heel eventjes, toch wel een beetje in geloven, nietwaar?
COMM.: Als de wind om het huis huilt en bij volle maan, jaja...

TANIA: Misschien dat ik er daarom niet zo van hou... Omdat het me, heel eventjes, doet geloven in dingen waarin een gezond mens niet wil geloven...

COMM.: Daar zegt u wat...

TANIA: Maar dat zou allemaal nog niet zo erg zijn als Sam Stookers, de griezelschrijver dus, ook niet... niet goed bij zijn hoofd zou zijn...

COMM.: Is dat een eigen diagnose, mevrouw Devriend?

TANIA: Nee. En hij wilde niet geholpen worden door mensen die er verstand van hadden... Dàt ook nog!

COMM.: (binnensmonds)
Zieltjesknijpers... Eerlijk gezegd, zie ik die ook liever gaan dan komen...

TANIA: Zijn vrouw Karen, mijn zuster dus, had professionele hulp gezocht... Men vertelde haar dat Sam leed aan een ongevaarlijke variante van een paranoïde-schizoïde syndroom, of iets dergelijks.

COMM.: Ja. Dat is zo klaar als een klontje.

TANIA: Maar er was méér aan de hand met Sam.

COMM.: Nog meer?

TANIA: Met hun huwelijk ging het bergaf...

COMM.: Dat komt in de beste huwelijken voor, mevrouwtje!


TANIA: En nu is ze plotseling verdwenen...

COMM.: Vermist, dus?

TANIA: Gisteren ging ik naar de winkel. Ze heeft een antiekzaak aan het Minnewater, moet u weten... Ze was er niet, hoewel de winkel open was... Sam hield 'm open... Dat deed hij anders nooit. Ik vroeg hem waar Karen was en hij... hij lachte me uit. Hij zei dat ze weggegaan was, dat ze hem in de steek had gelaten en toen ikzei dat ik dat niet kon geloven, lachte hij me vierkant uit!

COMM.: En is het dan niet mogelijk dat zij...?

TANIA: Karen zou haar zieke man nooit zomaar in de steek laten! Zij is niet dat type vrouw, meneer de commissaris! En ziek is hij, dat mag u rustig van mij aannemen! Dat lachje van hem... gezond is dat allerminst. Ik zei 'm nog dat ik naar de politie zou stappen, maar hij... hij lachte alleen maar. "Wat heb je met haar gedaan?" vroeg ik 'm. En toen keek hij me zo vreemd aan en fluisterde hij: "Vrouwen verlaten hun mannen bij de vleet tegenwoordig, meisje... Wie zal je geloven?"

Tania's stem stokt. De commissaris noteert.

COMM.: Ga verder...

TANIA: Als ze van plan was hem te verlaten, zou ze mij vast en zeker van haar plannen op de hoogte gebracht hebben. Maar nu... nu is ze als van de aardbodem verdwenen. Ze heeft geen adres achtergelaten, niets... Mij zou ze toch gezegd hebben waar ze naartoe ging?

De commissaris begint te ijsberen.

COMM.: Volgens u... moet haar man dus iets te maken hebben met haar verdwijning?

TANIA: Ik vertrouw hem niet. Hij heeft ze niet meer alle vijf op een rijtje. Nooit gehad, trouwens. Ik kwam u dan ook vragen of u geen huiszoeking zou kunnen doen...

COMM.: Daarvoor heb ik een huiszoekingsbevél nodig, mevrouwtje. En daarvoor zijn dan weer sterke vermoedens vereist. Zeg maar: halve bewijzen. Een huiszoeking doen is niet zo eenvoudig als u denkt.

TANIA: Ik ben bang dat hij haar daar... gevangen houdt.

COMM.: Gevangen houdt?

TANIA: Ja... Zoiets... Ik heb zo het gevoel dat ze nog in huis is... Ik meende het op te maken uit de manier waarop hij reageerde... Hij liet mij trouwens geen stap in hun leefruimte zetten... Geen stàp!

COMM.: Maar of hij haar daarom ook in huis gevangen houdt... dat is toch wel een grote stap, mevrouwtje! Geef toe!

TANIA: U kunt dus niets voor me doen?

COMM.: Ik kan haar man... Sam Stookers nietwaar... ik kan hem heel informeel op mijn bureau ontbieden en ondervragen, ja dat kan ik... Heel informeel allemaal...

TANIA: Wel... Doet u dàt dan. Het zou tenminste toch al iéts zijn.

De commissaris helpt haar bemoedigend uit haar stoel en brengt haar naar de opening in de witte wanden.

COMM.: Slaapt u er ondertussen nog maar eens rustig een nachtje over, mevrouwtje... Misschien bekijkt u de zaken morgen op een heel andere manier... Ik hou u in ieder geval op de hoogte... Is dat in orde? Het komt heus allemaal wel goed, hoor... U zult wel zien...

Licht fade out.

DERDE TAFEREEL:

Licht fade in.
De commissaris zit weer achter zijn bureau. Sam komt binnen.

SAM: U wilde mij spreken?

COMM.: Hangt ervan af wie u bent.

SAM: Stookers. Sam. En maak het kort, asjeblief. Ik ben een druk bezet man. Waarvoor had u me nodig?

COMM.: Het gaat over uw vrouw.

SAM: Mijn vrouw? Wat is er met mijn vrouw?

COMM.: Men is bang dat er misschien iets met haar gebeurd kan zijn.

SAM: Ik geloof niet dat ik begrijp wat u bedoelt.

COMM.: Uw vrouw is verdwenen.

SAM: Correctie: ze heeft mij verlaten. Ik heb haar niet tegengehouden.

COMM.: Waar kunnen wij haar vinden?

SAM: Dat moet u mij niet vragen.

COMM.: Wie dan wel?

SAM: Ik weet niet waar ze uithangt en ik wil het niet weten ook.

COMM.: Merkwaardig...

SAM: Het is haar zuster, hé?

COMM.: Pardon?

SAM: Het is haar zuster die u op mijn dak gestuurd heeft, hé? Tania hé? De feeks!

COMM.: Dat kan ik jammer genoeg niet bevestigen.

SAM: Noch ontkennen, zeker? Nou, mij om het even, hoor... Karen en ik, wij zagen het - eufemistisch uitgedrukt - samen niet meer zitten... Dat wil ik heus niet voor u verbergen, commissaris... Zij vond het de beste oplossing haar valiezen te pakken en met de noorderzon te verdwijnen... Ik kan het haar niet kwalijk nemen. Vroeg of laat duikt ze wel weer ergens op.

COMM.: U houdt haar echt niet thuis?

SAM: (onbegrijpend)
Ik haar thuis houden? Hoe?

COMM.: In de kelder of zo. Onder een laag beton.

SAM: Is dat een beschuldiging, commissaris?

COMM.: Welnee! Het is gewoon wat sommige mensen...
SAM: (onderbreekt woedend)
Sommige mensen, sommige mensen! Sommige mensen kunnen voor mij de pot op, hoort u mij? De pot op! Jaloerse praatjes, dat zijn het! Eén en al nijd en afgunst, dat is het! Artiesten staan nu eenmaal altijd bloot aan achterdocht, commissaris! Zo zitten de mensen in elkaar! Iemand die iets doet of kan wat een ander niet doet of kan, die bekijken ze met een scheef oog!

COMM.: Er bestaat een eenvoudig middeltje dat u boven iedere verdenking zou kunnen plaatsen.

SAM: O ja?

COMM.: Ja.

SAM: Ik snap het al. Een huiszoeking.

COMM.: Bijvoorbeeld.

SAM: Tsja... Waarom niet?

COMM.: U bent het dus met me eens?

SAM: (lacht)
Hoho, niet zo snel, makker! U krijgt geen officiële toelating, neem ik aan, om op basis van wat roddels tot een huiszoeking over te gaan en dus probeert u van mij een officieuze toelating te krijgen...

COMM.: Zo zit dat. En... Wat zegt u daarvan?

SAM: (na een aarzeling)
Gaat u gerust uw gang, commissaris. Met of zonder toelating. Ik zal u geen strobreed in de weg leggen. Mijn geweten is namelijk gerust.

COMM.: (staat op en laat hem uit, glimlachend)
Dan wens ik u nog een goede dag, meneer Stookers.

Licht fade out.

VIERDE TAFEREEL:

Licht fade in.
De commissaris zit achter zijn bureau en richt zich tot het publiek.

COMM.: Ik ben niét tot een huiszoeking overgegaan. Ik was gerustgesteld door zijn reactie. En het leek me een vrij normale man, in tegenstelling tot het zusje, dat toch lichtjes over haar toeren was... Nee Verdonck ouwe jongen, dacht ik, jij gaat je niet voor aap laten zetten.
Maar ik had beter moeten weten.
Ik heb een plattegrond van het middeleeuwse Brugge gezien, die weinig of niets verschilt van een stadsplan uit deze eeuw, die ademloos naar zijn einde snelt.
Ik had beter moeten weten.
Nog steeds bezit de stad de labyrintische vorm van een horlogeveer. Nog steeds is de stad een onoverzichtelijke spiraal, die zich niet stoort aan de wetten van tijd en ruimte, en waardoor de argeloze toerist die niet voorzien is van kaart of kompas voortdurend op zijn of haar vertrekpunt terugkeert. Misleid wordt hij of zij, door de architecten en de urbanisten die deze stad verloren hebben gelegd in hun zwartmagische kringen en slingeringen...
Ik had beter moeten weten.

Linda komt op - gewoon gekleed. Ze schraapt de keel. De commissaris schrikt en staat op.

COMM.: Ja? Wat kan ik voor u doen?

LINDA: Men heeft mij verteld dat u zich bezig houdt met de verdwijning van mevrouw Stookers...

COMM.: Nounou, de verdwijning van mevrouw Stookers, dat is wel erg véél gezegd, hoor... Het klinkt bijna als de titel van een roman!

LINDA: Mijn naam is Linda Mariën en ik heb iets vreemds meegemaakt in de antiekzaak van mevrouw Stookers, meneer...?

COMM.: Verdonck.

LINDA: ... meneer Verdonck. Ik kom daar wel vaker, ziet u... En toen dacht ik: toch maar beter het zekere voor het onzekere nemen.

COMM.: En u besloot mij te vereren met een bezoekje?

LINDA: Ik kwam hierheen, juist.

COMM.: Gaat u dan vooral even zitten.

Ze gaan zitten.

LINDA: Mevrouw Stookers is vermist, hé?

COMM.: Min of meer, ja.

LINDA: Na wat ik heb meegemaakt, verwondert mij dat eigenlijk niet meer.

COMM.: Wat hebt u dat meegemaakt, mevrouw Mariën?

LINDA: Juffrouw. En het zit zo. Stef, dat is mijn vrijer, en ik wilden ons zo'n Louis Quatorze stoel kopen voor in ons huis, straks, als we trouwen... We houden allebei erg veel van antiek. Ik zei: "Laten we eens een kijkje gaan nemen bij mevrouw Stookers." Wijlen mijn vader kwam daar veel en ik kom daar nu ook vaak. Wij zijn daar om zo te zeggen vaste klanten, ziet u. Stef en ik dus daarheen en nu... tsja... toen begon het, nietwaar.

COMM.: Toen begon wàt?

LINDA: Eerst was het daar zo vreemd stil. Bijna als in een kerk. Griezelig stil. Heel anders dan toen mevrouw Stookers de winkel open hield. Een vrouw voelt zoiets aan...

COMM.: Jaja, de vrouwelijke intuïtie...

LINDA: Mevrouw Stookers bleek dus niet aanwezig te zijn... Maar dat kwamen we pas later te weten... We stonden daar namelijk al een tijdje om ons heen te kijken, terwijl er niemand verscheen - ik dacht al: ze is zeker even het hoekje om -, toen die verschrikkelijke gil weerklonk.

COMM.: Een gil?

LINDA: Een gil, ja. Een gehuil dat door merg en door been drong en dat mij het bloed in mijn aderen deed stollen... Het leek vanuit de kelder te komen, maar tegelijk was het alsof het uit de muren zélf kwam, en uit al die ouwe antieke meubels die om ons heen stonden... Het was zo akelig...
(rilt)

COMM.: Ga verder, asjeblief...

LINDA: Ik krijg er nog kippevel van, ziet u?

COMM.: En was het de gil van... van een vrouw?

LINDA: Moeilijk uit te maken... Het klonk ook zo weinig... zo weinig ménselijk... Misschien wel, ja... Misschien wel...
Nu goed, ik wilde het al op een lopen zetten, want ik kan daar allemaal niet tegen - op TV kijk ik nooit naar griezelfilms, ik draai altijd de knop om als het te erg wordt -, maar Stef hield me tegen... En toen verscheen die man...

COMM.: Sam Stookers?

LINDA: Hààr man, ja. Tenminste, ik veronderstel toch dat het haar echtgenoot was, ik had hem tot op dat moment nog nooit gezien... Hij zag er nogal bleekjes uit, en hij had zo van die... van die verwilderde ogen... Bloeddoorlopen... Alsof hij een paar nachten had doorgezakt... "Wat wilt u?" snauwde hij ons toe, maar we konden geen woord over die Louis Quatorze meer over onze lippen krijgen, vanwege die gil, ziet u, Stef en ik... Ik hoorde hem nog altijd, hier, van binnen... Ik zal hem wel altijd blijven horen, denk ik... En we zeiden dus niets, en die vent bekeek ons zo, van top tot teen, met van die ogen waar een vrouw altijd ongemakkelijk van wordt, en hij vroeg: "Tong verloren?" En Stef stamelde iets van: "Wat was dàt?" En hij antwoordde: "Ik heb niets gehoord."

COMM.: (noteert)
"Wat was dat?" - "Ik heb niets gehoord."
Hij wist dus dat jullie het over een geluid hadden.

LINDA: "Die gil..." zei Stef. En toen... toen grijnsde die vent naar mij... Naar ons enfin, maar ik had het gevoel dat hij vooral naar mij grijnsde... En hij zei: "O... dat? Dat was mijn vrouw. Ze heeft ze niet alle vijf op een rijtje. Nu stelt ze zich weer voor dat ze een heks is die op de pijnbank wordt gelegd. En de dokters zijn dan natuurlijk haar beulen."

COMM.: En toen?

LINDA: Ik geloofde er geen snars van. Ik kénde mevrouw Stookers, snapt u? Ze was niet het type dat zomaar van de ene dag op de andere helemaal kierewiet wordt. We zeiden dus maar dat we naar een Louis Quatorze kwamen kijken, maar dat ie te duur was voor ons budget, en hij was helemaal niet te duur maar integendeel heel leuk, en toen zeiden we goeiedag en liepen we naar buiten. "Die vent loog," zei ik nog tegen Stef. "Hij is het die een slag van de molen heeft gekregen, dat zag ik aan zijn gezicht!" Maar Stef zei dat we ons maar beter met onze eigen zaken konden bemoeien. Toch ben ik daarna meteen naar u gekomen, meneer euh...?

COMM.: Verdonck.

LINDA: ... Verdonck. Ik weet dat ik gelijk heb. Mannen zijn niet zo gevoelig voor dat soort dingen. Ik wéét dat die Stookers...

COMM.: Daar hebt u goed aan gedaan, mevrouwtje.
(helpt haar uit haar stoel)

LINDA: Juffrouw. Er zal toch niks... niks érgs aan de hand zijn met mevrouw Stookers, hé?

COMM.: (met een diepe zucht)
Laten we hopen van niet... Laten we hopen van niet...

Hij laat Linda uit.
Licht fade out.

VIJFDE TAFEREEL

Licht fade in.
De commissaris loopt rond met een draagbare telefoon.

COMM.: (telefoneert)
Verdonck hier... Ja, Bert?...
(pauze)
Wég!?... Verdomme!
(pauze)
Geen enkel spoor? Okee... Laat een mannetje achter in de winkel, je weet maar nooit of hij nog terugkeert... En jou heb ik hier nodig. Begrepen?

Hij legt de telefoon neer, ijsbeert rond, neemt de telefoon op en toetst een nummer in.

COMM.: (telefoneert)
Met commissaris Verdonck, mevrouwtje... Ik vrees dat we redenen hebben om aan te nemen dat Sam Stookers uw zuster inderdaad opgesloten heeft gehouden in haar winkel... We hebben daar zopas een inval gedaan, maar zowel Stookers als uw zuster zijn verdwenen... De vraag is: waar kunnen ze nu zijn?
(pauze)
Juist... We hebben nu meer dan ooit uw medewerking nodig, mevrouwtje... We moeten te weten zien te komen waar hij zich bevindt. Daarom wilde ik u vragen daar even heel diep over na te denken. U weet meer dan wij... Een buitenverblijf, een plekje waar hij wel eens heen trekt om alleen te zijn, vrienden, kennissen... Maak ons een lijst op, zo snel mogelijk... Alles wat u maar door het hoofd schiet!
(pauze)
Goed, dank u.

Hij legt de telefoon neer.
Licht fade out.
Einde van het tweede bedrijf.
DERDE BEDRIJF

EERSTE TAFEREEL

Licht fade in.
Linda - in doktersjas - zet op de lege scène een stoel neer. Ze blijft er even naar staan kijken.

LINDA: Hij is er nog steeds niet overheen. Zal hij er ooit overheen komen?
Dat hij de ogen heeft gesloten voor de ondeugden en het verderf, die sluimeren achter de gothische gevels van het fabuleuze operadecor dat Brugge is, Brugge bij nacht, Brugge die Stille...
Dat hij niet heeft geluisterd naar de wijze woorden van Karel Van de Woestijne: "Hoe in deze stad van de katholieke God ook, en met dezelfde zonden van vraatzuchtige gulzigheid achter schijnheilige gevels en onkuisheid in stijfstemmige kledij, de Satan huist die in de vijftiende eeuw de festijnen bereidde en de ontucht leidde aan 't Hof van Bourgondië."
Hij is er nog steeds niet overheen. Het is een wonde die niet meer geneest.
Dat hij geen geloof heeft geschonken aan de geruchten over jonge meisjes die reddeloos verloren liepen, voorbij dat geheimzinnig poortje van een mediterende achtergevel. Dichtbij de vermoeide spiegel van het Minnewater, waar gecharmeerde toeristen verrukte kreetjes slaken in alle talen van de beschaafde wereld.
Dat hij de kleine venstertjes niet heeft willen zien.
Dat hij niet heeft willen zien hoe die kleine venstertjes op lege oogkassen lijken en dat de dichtgemetselde in- en uitgangen niets anders zijn dan gesloten ogen.
Dat hij de ogen heeft gesloten voor de nauwe steegjes die ooit naar onderaardse losplaatsen leidden, voor de hoge smalle huizen die naar elkaar lijken over te hellen en slechts een fijne streep zonlicht doorlaten.
Kamperfoelie, wilde wingerd en klimop overwoekeren hun paviljoenen en hun erkers.
En hij heeft het niet gezien.
En die klap is hij nog steeds niet te boven gekomen.

Licht fade out.

TWEEDE TAFEREEL

Licht fade in. Op de stoel zit Karen, aan handen en voeten gebonden, in vuile en gescheurde kleren.

KAREN: (roept)
Ik heb honger!

Op de witte wanden verschijnt de schaduw van Sam.

KAREN: (tot zichzelf)
Honger en dorst...
(rukt aan haar boeien, roept)
Waar ben je, Sam?

SAM: (off)
Hier!

KAREN: (probeert zich om te draaien om hem te zien)
Waar?

Sam lacht waanzinnig.

KAREN: Waarom laat je je niet zien?

SAM: (off)
Je bent zo naïef, Karen.

KAREN: Laat je zien, Sam. Waar ben je? Het spelletje heeft nu lang genoeg geduurd!

SAM: (off)
Hoe lang heeft het geduurd eer jij je aan mij hebt laten zien zoals je bént, Karen? Hoe lang?

KAREN: Je kunt nog altijd terug... Nù kun je nog altijd terug...

SAM: (off)
En straks...?

KAREN: Ik kan alles nog vergeten, Sam... Alles nog vergeven... Gewoon een spelletje dat uit de hand is gelopen... Ik heb nooit geweten dat jij... dat jij zo was, Sam... Dat je hiéld van dit soort spelletjes... Ik heb het nooit geweten.

SAM: (off)
Je bent vulgair, Karen.

KAREN: (ongelovig)
Ik ben vulgair? En wat is dit dan?
(rukt aan haar boeien)
Ik ben je vrouw, verdomme! Ik ben je slààf niet, Sam!

SAM: (off)
Het is geen spelletje. Ik ben de Markies de Sade niet.

KAREN: Je hebt ze verdrongen, Sam... Je geheime wensen, je fantasmen... Verdringen is nooit goed... Je had er met mij moeten over praten... We hadden samen naar oplossingen kunnen zoeken... Afspraken maken... Het is nog niet te laat, Sam... We kunnen nog altijd...

SAM: (verschijnt achter haar)
Dit is géén pervers spelletje!

KAREN: Ik had het moeten weten... Ik heb het gelezen in je verhalen, maar ik heb het nooit willen zién... Niet op deze manier... Dat je zo was... Dat je deze vreemde gevoelens verdrong... Dat je ze sublimeerde in die verhalen van je... Alleen in die verhalen kon je je ongeremd uitleven... Alleen dààr... Ik heb het nooit willen zién... Maar ik weet nu waar wij aan toe zijn, Sam... Het is nog niet te laat... Ik zal...

SAM: Zwijg, slet!

KAREN: Kom hier en kijk me aan!

SAM: Je bent mijn Meesteres niet meer, Karen. Ik ben jouw Meester, nu. De rollen zijn omgedraaid...

KAREN: (huilend)
Zie je wel, zie je wel, zie je wel...
(schreeuwend)
Kom hier en kijk me aan!

SAM: Je hoeft helemaal niks te vergeten, je hoeft mij helemaal niks te vergeven, want ik, ik ben gezond!

KAREN: Je hebt mij pijn gedaan, Sam...

SAM: Omdat het moest. Jij bent het die vergeven moet worden, Karen. Jij bent het die ziek is en die genezen moet worden! En alleen op deze manier kan ik jou genezen.

KAREN: Je geniet ervan... Alleen op deze manier geniet je er écht van...

SAM: Ik doe alleen maar mijn plicht. De plicht van de Meester.

KAREN: Dat ben je niet, Sam. En dat zul je nooit zijn. Er zit een andere man in jou, een man die altijd jouw Meester zal blijven als je je niet laat helpen. Die andere man heeft jou overmeesterd, Sam. Vroeger was je niet zo, dat weet ik zeker. Vroeger niet... Je kon geen vlieg kwaad doen... Vroeger genoot je niet van de pijn van een ander, Sam... Vroeger niet... Je was zo lief en kwetsbaar... Je was zo onschuldig...

SAM: Zwijg, heks!

KAREN: Ik ben geen heks. Heksen bestaan niet. Behalve in je geest, misschien... Je weet toch dat het symbolen zijn, Sam? Symbolen van het kwaad dat schuilt in ieder van ons? Alleen maar symbolen, Sam... Geen levende wezens... Evenmin als die Vantcasteel van jou...

SAM: Zwijg, heks! Of wil jij nu beweren dat je een hersenschim bent? Dat ik je niet met mijn eigen ogen aan de Sabbat heb zien deelnemen? Durf je dat nog te beweren, hé?
(slaat haar met de vlakke hand in het gezicht)
Durf je dat nog te beweren?
(slaat opnieuw)

KAREN: Ja! Ja, sla mij maar! Zoals toen in de kelder! Sla mij maar, Sam, als dat je opwindt!

SAM: Je vraagt erom! Ik zal al het kwaad uit jou slaan als het moet, Karen!

KAREN: En ik zal schreeuwen.

SAM: En ik zal doof zijn voor jouw geschreeuw! En nu kan er niemand je nog horen, Karen! Hoor je? Niemand meer! We zijn alleen, nu! Jij bent alleen, nu! Alleen met jouw Meester!

KAREN: Ben je dan al vergeten dat je zelfs geen druppeltje bloed kon zien, Sam?


SAM: Dat is voorbij. Ik was zwak, toen... Dat geef ik toe... Maar het is voorbij... Sinds ik jou met die... die duivel heb gezien... is dat voltooid verleden tijd geworden...

KAREN: Je bent gék!

SAM: (tilt haar gezicht bij haar kin naar hem op)
Dat zou je graag hebben, hé? Dat ik gek was? Dan kon jij weer mijn Meesteres zijn, hé? O ja, ik heb je wel door, meisje! Ik heb je wel door!

KAREN: Het is belachelijk.

Hij grijpt naar zijn hoofd, wankelt, zoekt steun tegen de wanden, wrijft krampachtig met zijn beide handen over zijn vertrokken gezicht.

KAREN: (zacht en overredend)
Zie je wel... Het is de hoofdpijn... Je bent niet meer verantwoordelijk voor je daden, Sam... Je bent de oude niet meer... Het komt door de hoofdpijn... Maak me nu los, zodat ik je kan helpen... Ik zal m'n handen op je hoofd leggen en de pijn zal overgaan, Sam... Dat heeft toch altijd geholpen? Kom, maak me nu los en ik zal mijn handen op je hoofd leggen en...

Sam zakt langzaam neer op de vloer, hijgend, de handen voor de ogen.

SAM: Geraard is mijn vriend... Mijn enige vriend... Ik heb nooit echte vrienden gehad... Hij is de eerste... De enige... Hij respecteert mij... Hij gelooft in mij... Ik ben zijn gelijke... Wij begrijpen elkaar... Hij liegt mij niets voor... Samen met hem kan ik alles aan... Alles...

KAREN: Waar is Geraard nu dan? Nu je hem nodig hebt? Waar is hij dan, Sam? Waar is hij nu? Toon hem mij! Waar is hij!?

Sam schudt het hoofd, spreidt de handen, steekt ze naar haar toe.

SAM: Hij is niet... zo! Niet op die manier!
KAREN: Hij is geen vlees en bloed, bedoel je?

SAM: (het hoofd gebogen, kreunend, smekend)
Heb medelijden met mij, Karen... Ik wil dat je van me houdt... Dat je mede lijdt... met mij...

Hij wil opstaan om naar haar toe te komen, maar een onzichtbare kracht werpt hem weer tegen de muur. Hij kruipt weg van de muur, kijkt naar zijn schaduw, is bang voor zijn schaduw.

SAM: Nee Geraard, nee! Laat me gaan! Ze moet van mij houden! Ze moet weten dat ik van haar hou! Geraard o Geraard, wat doe je me ààn!?

Sam begint een schaduwgevecht. Het is alsof hij klappen krijgt van zijn schaduw. Hij tracht zich te verschuilen achter Karen, op handen en voeten, maar onzichtbare voeten schoppen zijn armen onder zijn lichaam vandaan, zodat hij valt. Zijn ogen rollen woest in hun kassen, zijn gezicht vertrekt krampachtig.

KAREN: Maak me los, Sam! Maak me los! Nù!

Sam begint als een dolle hond te kronkelen over de vloer.

KAREN: Hij is je vijand! Voel je? Hij is je vriend niet! Hij is je vijand! Ik ben je vriendin, Sam! Samen kunnen we hem aan! Maak me los en ik zal je helpen! Maak me los, Sam!

Plotseling blijft Sam stil liggen. Hij is ineens weer kalm en rustig. Hij grijnst naar haar.

SAM: (bars, bevelend - andere stem)
Luister vooral niet naar Christina, Sam! Denk eraan dat ze een heks is! Laat je niet verlokken door het dodelijke gezang van de sirene! Ze betovert jou! Ze doet je pijn!
(hij begint weer stuiptrekkingen te vertonen, dan fluistert hij hees met zijn normale stem:)
Ik kan het niet... Je zou mij in het verderf storten... Zoals het zo vaak is gebeurd... Adam en Eva... Helena van Troje... Lilith... Maar ik zal je redden van het vagevuur, Karen... Joù zal ik redden... Omdat ik van je hou... zal ik joù redden...

Hij richt zich op, weer helemaal rustig.

SAM: Beken dus.

KAREN: Begin niet opnieuw, Sam, of ik ga schreeuwen zoals toen, in de kelder.

SAM: Je moet bekennen. Het is nodig, Christina.

KAREN: Ik ben Christina niet. Ik ben Karen. En ik zou niet weten wat ik moet bekennen.

SAM: Je misdaden tegen de mensheid.

KAREN: Ik weet niet waarover je het hebt.

Sam gaat af en keert terug met een driepikkel. Die plaatst hij voor Karen. Hij is nu geheel en al rustig, zelfverzekerd en autoritair. Hij gaat zitten, ijzig. Hij handelt mechanisch en gevoelloos en dreunt zijn replieken af.

SAM: Als je bekent, wordt het allemaal stukken makkelijker. Voor mij, maar ook en vooral voor jou. Antwoord dus asjeblief op de dertien vragen uit de Heksenhamer.

KAREN: De Heksenhamer?

SAM: De Malleus Maleficarum!

KAREN: Je denkt toch niet dat...?

SAM: Ik zal je met behulp van de Heksenhamer redden van het hellevuur. Dertien vragen, dertien antwoorden. Het is heel eenvoudig, bekennen.

KAREN: Ik doe niet mee, Sam. Ik val nog liever dood dan aan dit krankzinnige spelletje mee te doen!

SAM: Dat zeggen ze allemaal. In het begin.
Maar ze draaien wel bij, weet je...

KAREN: Hoezo?

SAM: Er zijn verschillende manieren om een heks aan de praat te krijgen. Zo bijvoorbeeld...

Hij haalt uit om haar te slaan en zij krimpt al in elkaar, maar op het laatste ogenblik trekt hij zijn hand terug.

SAM: Toen heb je geschreeuwd. Maar dat is allemaal niks vergeleken bij een échte tortuur, Christina. En jammer genoeg is het nu eenmaal zo dat alleen de pijnbank je kan redden van de eeuwige verdoemenis. Alleen op de pijnbank spreken heksen namelijk de waarheid. Alleen dàn zijn ze bereid te bekennen. En je moét bekennen, als je niet eeuwig wil branden in de hel. Dus vraag ik je nu, heel vriendelijk, zonder enige dwang, te antwoorden op de dertien vragen van de Heksenhamer. Welke eed heb je aan de verdoemde geesten gedaan, Karina?

Karen wendt de blik af.

SAM: Kijk me aan.

Als ze niet reageert, dwingt hij haar hem aan te kijken.

SAM: Ik ben jouw Meester, Karen. Je bent aan mij overgeleverd. Je bent in mijn macht. Als ik zeg: "Kijk me aan!", dan kijk je me aan. Zo simpel is dat.

Karen sluit de ogen.

KAREN: En dan doe ik m'n ogen dicht.

SAM: Je verplicht me over te gaan tot de tortuur, Christen. Zo werkt de Heilige Inquisitie. Dat weet je toch? Kom nou, werk even mee... Er valt altijd wel iets te bekennen. Soms weet je niet meteen wat, accoord. Maar dan is er toch de inquisiteur, die je kan helpen om je alles weer te herinneren? Welke eed je gedaan hebt aan de verdoemde geesten, bijvoorbeeld.

KAREN: Ik zou het niet weten, Sam... Ik heb jouw geschifte boekjes nooit helemaal kunnen uitlezen...

SAM: Welke eed? Asjeblief...?

KAREN: Laat me met rust.

SAM: (staat op)
Goed. Ik zal je met rust laten. Ik zal naar buiten gaan. Daar heb ik een vat klaargezet. Het is tot de rand gevuld met water. Er ligt een trechter bij dat vat. Ik zal het vat en de trechter hier, voor jouw voeten zetten, in ons weekendhuisje. Ik zal het water uit hetvat door de trechter in jouw mond gieten. Tot je buik tot barstens toe gezwollen is. En dan zal ik met een lat op je buik slaan, Karina. Tenzij ik gebruik wens te maken van gloeiende kolen. Er staat hier wel nog ergens een barbecue-stel. Tegen de voetzolen, onder de oksels. Dat doet pijn. Dus voor de laatste keer: welke eed heb je aan de verdoemde geesten gedaan?

Karen kijkt hem lange tijd zwijgend aan.

KAREN: Ik heb Satan trouw gezworen.

SAM: Goed zo. Ik wist wel dat je verstandig was. Waarom heb je Satan trouw gezworen, Christina?

KAREN: (eerst aarzelend, dan sneller)
Het is... wàs... een soort inwijding... Om deel te nemen aan de vieringen... De Zwarte Mis, de Sabbat...

SAM: Daar hebben we het straks nog over. Maar goed, ik stel je medewerking op prijs, Karen. Met welke plechtigheden gaat een dergelijke inwijding gepaard?

Karen kijkt hem uitdrukkingsloos aan.

KAREN: Met welke plechtigheden?

SAM: Ik luister. Moet ik de vraag herhalen?

KAREN: Nee.

SAM: De vraag is duidelijk?

KAREN: Ja...

SAM: Wel, geef me dan antwoord. Je deed het nu net zo goed, Christina. Verknal het nu niet.

KAREN: Met welke plechtigheden... Ik weet het niet. Ik weet het écht niet.

SAM: Onzin. Wat heb je beloofd?
(begint om haar heen te cirkelen)

KAREN: Aan wie?

SAM: Dat weet je best. Welke belofte werd je in ruil gedaan?

KAREN: Welke belofte?

SAM: Geef antwoord! Hoopte je op die manier geld, goed en eer te ontvangen?

KAREN: Geld...? Goed...? Eer...?

SAM: De winkel... De dure spullen die je kocht... De parfums van Chanel, de mantelpakjes van Dior... Geld, goed, eer!

KAREN: Ik weet het niet, ik weet het niet, ik weet het niet meer.

SAM: Antwoord! Geef antwoord! Ja! Zeg ja! Ja! Ja!

KAREN: Ik weet niks meer te verzinnen!

SAM: Dat is geen antwoord!

KAREN: Ja! Ja! Ja!

SAM: Je bekent? Is dit een bekentenis, Karen?

KAREN: Ik geef alles toe, Sam... Maar laat me niets meer verzinnen... Ik kàn niks meer verzinnen...

SAM: Nee dus. Geen bekentenis. Hoe kom je op de Sabbat, Karen?

KAREN: Op een bezemsteel...

SAM: Spot er niet mee! Hoe kom je op de Sabbat en hoe wordt er gedanst? Ga je te voet of word je gebracht?

KAREN: Ik weet het niet...

SAM: Waaruit, waar en hoe wordt de toverzalf bereid?

KAREN: Toverzalf?

SAM: Waarmee je naar de Sabbat komt! Waaruit, waar en hoe? Met welke middelen breng je mannen, vee en veldvruchten schade toe? Met welke middelen, Karen? Waaruit, waar en hoe?

KAREN: Zeg het me... Asjeblief, zeg het me en hou er dan mee op!

SAM: Vlieg je tijdens je verplaatsingen door de lucht of niet? Hoe kom je weer thuis? Zie je daar vrienden? Boze geesten? Bekenden?
(tilt haar gezicht naar hem op)

KAREN: Vertel het mij, Sam...

SAM: Aan welke offers en plechtigheden nam je deel op het altaar van de Duivel?

KAREN: Vertel het mij...

SAM: En wat deed je daar verder nog? Hoeveel personen waren er in je gezelschap?

KAREN: Zeg het mij...

SAM: Wanneer moet je daar komen en hoelang moet je er verblijven? Gebeurde dat alles in de bossen, op de bergen of in leegstaande huizen?

KAREN: Zeg het mij...

Licht fade out.

DERDE TAFEREEL

Het is donker. Het licht van een zaklamp gaat door de ruimte, vindt Karen die bewusteloos in haar boeien op haar stoel hangt, beschijnt haar lichaam. De persoon die de zaklamp vasthoudt, komt naar binnen.

TANIA: Karen!

Het is Tania. Ze knielt bij Karen neer, legt de zaklamp op de grond, probeert haar los te maken.
In het duister zat Sam haar op te wachten. Hij is nu naar de opening in de witte wanden gestapt en steekt daar een olielamp aan. Hij verspert de uitweg. Tania merkt hem op en verstijft.

SAM: Welkom, Tania.

TANIA: Wat heb je met haar uitgevoerd!?

SAM: Ik heb haar gered van het vagevuur.

TANIA: Is ze...?

SAM: Dood? Nee. Bewusteloos.

Tania gaat door met het losmaken van haar zuster.

SAM: Hou daarmee op.

TANIA: Dit zal je duur te staan komen, Sam...

SAM: Bedreig je mij soms, Tania?

TANIA: Dacht je dat je dit zomaar ongestraft kon doen?

SAM: Je bent anders niet in de positie om mij te bedreigen, Tania. Ik ben de Meester.

TANIA: Jij de Meester? Laat me niet lachen?

Sam zet rustig de olielamp neer en neemt een lang slagersmes van de grond.

TANIA: (kijkt naar het mes - zenuwachtig)
Je denkt toch niet dat ik alleen gekomen ben, Sam? De politie kan elke minuut hier zijn!

SAM: (snuift)
De politie... Die seniele commissaris Verdonck, zeker?
TANIA: (steekt haar hand uit naar het mes)
Het spelletje is uit, Sam. Geef je over. Maak het niet nog erger dan het al is. Kom, geef mij dat mes voor er ongelukken gebeuren.

SAM: Ik ben de Meester, Tania. En dit is geen spelletje. Dit is ernst. Bloedige ernst.

TANIA: Karen moet verzorgd worden.

SAM: Zij heeft alle zorgen gekregen die ze nodig heeft. Van mij.

TANIA: Ze moet dringend naar een ziekenhuis.

SAM: Ze moet dringend naar...
(bijt op zijn lip - grijnst)
Probeer je soms tijd te winnen, Tania?

TANIA: Tijd winnen? Ik?

SAM: Ik heb je doorzien, meisje. Ik doorzie àlle meisjes.

TANIA: Ik begrijp je niet.

SAM: Maar ik begrijp joù maar al te best. Die gammele commissaris Verdonck zou jou nooit in je eentje hierheen sturen.

TANIA: Ik kwam gewoon even... poolshoogte nemen.

SAM: Probeer je me te bedotten, Tania? Natuurlijk probeer je me te bedotten. Maar ik ben niet gek, meisje. En ik ben ook niet zo dom als jij wel denkt. Commissaris Verdonck zou nooit het risico lopen jou alleen vooruit te sturen.

TANIA: (doet een paar passen in zijn richting)
Hij kan nu elk ogenblik hier zijn, Sam. Geef mij dat mes, toe.

SAM: (haalt naar haar uit)
Toen ik spoorloos verdween... mét je lieve zusje... zullen ze zich wel afgevraagd hebben waar ik heen kon zijn... zullen ze jou wel gevrààgd hebben waar ik heen kon zijn... Denk diep na, zullen ze gezegd hebben... En toen heb jij aan ons weekendhuisje gedacht... Maar dom gansje dat je bent, natuurlijk heb je niet op hen gewacht...
(drijft haar, met het mes voor zich uit, weg van Karen)
Impulsief als je bent, zou jij dit klusje wel eens gauw in je eentje klaren, nietwaar? Je bent immers een geëmancipeerd dametje, nietwaar? Mànnen heb je voor zo'n futiliteiten niet nodig, nietwaar?

Hij blijft staan, begint waanzinnig te lachen. Tania kijkt beduusd.

SAM: (lachend)
Zo'n armzalige zielepoot als Sam Stookers kan onze geëmancipeerde Tania best in haar eentje aan, hoor! O ja!
(houdt abrupt op met lachen)
Hoe dan ook, het doet er allemaal niet meer toe.
(beweging naar Karen)
Morgen wordt het haar laatste dag.

TANIA: Wat bedoel je?

SAM: Dat weet je best. Heksen horen thuis op de brandstapel. Vraag het Jeanne d'Arc maar.

TANIA: Jij bent knettergek, man!

SAM: In een wereld waar de gekken het voor het zeggen hebben, zal de enige gezonde geest inderdaad wel voor een krankzinnige versleten worden...

TANIA: Geef mij dat mes! Nu!

SAM: (met buigingen)
Zeker, Tania! Meteen, Tania!

Daarop valt hij naar haar uit, met het mes. Er ontstaat een worsteling. Freeze.
Linda komt op - in witte jas. Zij knipt de zaklamp uit en draait vervolgens ook de olielamp uit. Het is donker.

VIERDE TAFEREEL

Licht fade in.
De commissaris staat in het midden van de ruimte.

COMM.: Ik kwam te laat. Voor Tania en voor Karen.
Waarom is Tania er op haar eentje op uit getrokken? Ik weet het niet. Misschien wilde zij... persoonlijk met hem afrekenen. Of misschien had zij de indruk dat ik haar niet al te erg au sérieux nam. En natuurlijk was dat ook zo...
Ik was de enige die zich nog verwijten kon maken.
Tania had een briefje achtergelaten op het bureau met de melding waar ze naartoe getrokken was. Toen ik eraan kwam, was alles al voorbij. We troffen hem aan bij de brandstapel, achter het weekendhuisje. "Het ging een stuk makkelijker dan vroeger," zei hij. "Vroeger hadden ze namelijk geen benzine."

Linda - in witte doktersjas - verschijnt. Ze draagt het pak waarin het houtskoolportret van Karen/Christina zat.

COMM.: Ik heb mijn ontslag gegeven. Maar dat is niet de reden... niet de échte reden... voor mijn verblijf hier...
Die reden heeft alles te maken met...

Linda geeft hem het pak.

COMM.: Met dit hier.

Op de achtergrond verschijnen Tania, Karen en Sam. Ze dragen witte jassen, noteren wat, observeren hem, discussiëren stilzwijgend onder elkaar.

COMM.: Zelfs nu Sam Stookers veilig en wel in een instelling zit en de hele zaak als opgelost mag worden beschouwd, rest er nog één levensgroot vraagteken...
Ik heb de dood van de twee jonge vrouwen nooit verwerkt, maar dit hier...
(scheurt het pak open)
... is op zijn manier érger. Veel érger.
(toont het publiek het portret)
We hebben een labo-onderzoek verricht op het fameuze houtskoolportret van Karen Dedonker. En in tegenstelling tot het zogenaamde Vantcasteel-manuscript, dat ongetwijfeld door de schizofrene geest van Sam Stookers werd gecreëerd, bleek dit hier... dit portret... wel degelijk... zestiende eeuws te zijn...

Linda komt naar voor, neemt de verward hoofdschuddende "commissaris" bij de arm, doet teken aan de anderen die meteen verdwijnen - op Karen na. Linda neemt de commissaris/patiënt mee, terwijl zij eveneens afgaat. Hij stribbelt slechts lichtjes tegen. Karen kijkt het tweetal na, wacht tot iedereen verdwenen i s en begint dan venijnig te lachen. Schaterlachend gaat ze af.

Licht fade out.
Doek.
Einde.